orgels is bekend, dat ze nauwelijks schade kunnen hebben opgelopen omdat de
kerk niet beschadigd werd en het orgel zich boven het niveau van de hoogste
waterstand bevond.
Waarschijnlijker is dat deze orgels hebben moeten verdwijnen, omdat ze niet vol
deden aan de toen heersende opvattingen over wat waardevolle instrumenten
zijn. De hierboven genoemde oriëntatie op oude orgels kwam juist in die tijd op
volle gang (toevallig in 1953 een belangrijk orgelbouwcongres) en had een extre
me, haast puriteinse ontwikkeling in de Nederlandse orgelbouw tot gevolg.
Daarbij ontstond het beeld, dat alleen orgels van tot en met de 18de eeuw
belangwekkend instrumenten zijn en dat alles wat van na die tijd dateert toene
mende kenmerken van verval vertoont. Daarbij kwam, dat de financiële midde
len die uit het Rampenfonds beschikbaar kwamen helaas dit soort vervangingen
ruimschoots toelieten.
Vast staat dat het voormalige orgel van de Gasthuiskerk te Zierikzee vandaag de
dag zeer zou worden geapprecieerd en dus naar ons huidige inzicht onnodig het
veld heeft moeten ruimen. Minder zeker is dat van het orgel van de Lutherse
Kerk te Zierikzee; waarschijnlijk is hieraan in cle eerste helft, van deze eeuw
zoveel veranderd dat er van aanwezigheid, van oorspronkelijk pijpmateriaal maar
zeer ten dele sprake was. Ook is niet zeker, of door de verdwijning van de orgels
van de Gereformeerde Kerk en van de Rooms-Katholieke Kerk, beide te
Zierikzee, een gevoelig verlies is geleden.
Gezegd moet worden dat de naoorlogse omwenteling in de orgelbouw een
onmiskenbare verbetering tot gevolg heeft gehad en een drastisch eind heeft
gemaakt aan de vervalperiode. Als gevolg van de heroriëntatie werden in het
algemeen uitstekende orgels gebouwd. Ze werden vervaardigd met gebruikma
king van eerste-klas materialen. Tevens werd de in de 17de en 18de eeuw
gebruikelijke mechaniek voor toets- en registertracluur weer toegepast. Deze
mechaniek heeft bewezen het meest duurzaam te zijn en ook uit een oogpunt-
van contact tussen de bespeler en zijn instrument verre te prefereren te zijn.
De in cle jaren 50 en 60 van cle 20ste eeuw gebouwde orgels, ook wel neo-
barokorgels genoemd, worden wel gekenmerkt door een vrij dunne, kille en
agressieve klank.
Voorbeelden van dergelijke orgels zijn cle door Scandinavische orgelbouwers ver
vaardigde instrumenten in cle Gasthuiskerk, Lutherse Kerk en Rooms-Katholieke
Kerk te Zierikzee en in de Hervormde Kerk te Sirjansland. Ook Nederlandse
orgelbouwers hebben dit spoor gevolgd getuige de orgels in de Gereformeerde
en Christelijke Gereformeerde Kerken te Zierikzee, in cle Hervormde Kerken te
Bruinisse, Dreischor, Nieuwerkerk, Ouwerkerk, Scharendijke en Serooskerke en
in cle Gereformeerde Kerken te Haamstede en Nieuwerkerk. Het uit 1957 date
rende orgel van cle Christelijke Gereformeerde Kerk te Zierikzee heeft indertijd
cle aandacht van internationaal bekendstaande organisten getrokken. Soms wercl
gebruik gemaakt van cle bestaande orgelkas (Lutherse Kerk te Zierikzee en de
Hervormde Kerken te Brouwershaven en Noordgouwe).
Sinds ongeveer 1975 blijkt cle Nederlandse orgelbouw een wat andere weg te zijn
ingeslagen door een groeiende kennis van het verleden, opgedaan als gevolg van
voortdurend bronnenonderzoek en door ervaringen bij restauraties van histori
sche orgels. Orgelbouwers begonnen meer te luisteren naar cle instrumenten en
zich minder op uitsluitend theoretische principes te baseren.
53