Zeeuwse Kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) om "dezelve
door en onder de directie van den scheepstimmerman Hendrick Raes te laten
optimmeren"1. Hendrick Raes was opperscheepstimmerman op de werf van de
Zeeuwse Kamer van de VOC en hij was al eerder voor de Zeeuwse admiraliteit
werkzaam geweest. Eind maart kon aan de raden worden meegedeeld dat de
bewindhebbers het verzoek om Raes te mogen aanstellen in "favorabele conside
ratie" hadden genomen. Wel maakten de heren van de VOC de kanttekening dat
men wilde nagaan of Raes niet ook bij hun eigen aanbouwprogramma betrokken
kon blijven. De raden zagen hierin geen bezwaar en Raes werd officieel gevraagd
de verantwoordelijkheid voor de nieuwe bouw op zich te nemen.
Toch kwam er een kink in de kabel. Drie maanden later, op 30 juni van dat zelf
de jaar 1732, moest aan de raden worden gemeld dat Raes een beslissing had
genomen: hij had het aanbod afgeslagen. Waarschijnlijk zagen Raes en. de heren
van de VOC bij nader inzien toch problemen bij het tegelijkertijd dienen van twee
heren. De raden besloten daarop de kwestie die dag te laten rusten, een van hen
moest voor de volgende vergadering een plan opstellen dat de bouw in "wegen
en middelen" veilig zou stellen.
Tijdens deze volgende vergadering werd cle aanwezigen meegedeeld dat men de
keus had uit drie opties: a) nogmaals bij de VOC aandringen op de medewerking
van Raes; b) het aanstellen van de eigen scheepstimmerman Cornelis de Bout die
zijn bekwaamheid had bewezen door het bouwen van enkele "fregatscheepjes";
c) zoeken naar een bekwame scheepstimmerman buiten Zeeland. Na deliberatie
besloten de raden nogmaals de VOC te verzoeken of Raes toch niet de verant
woordelijkheid voor de bouw op zich zou kunnen nemen.
De eerdere bedenkingen speelden blijkbaar ineens geen rol meer. want al op 14
juli 1732 kon aan cle raden worden gemeld dat de VOC er in had toegestemd
Raes geheel vrij te maken voor de bouw van de nieuwe oorlogsschepen. Men aar
zelde niet: onmiddellijk werd een resolutie aangenomen waarin Raes werd
benoemd tot opperscheepsbouwmeester op de beide admiraliteitswezen.
Men vroeg hem "om zoveel in hem is den meesten dienst en voordeel van den
lande daer in allerweegen te willen betragten"5.
De zaken kwamen nu in een stroomversnelling. Naast gesprekken met Raes over
zijn salaris en cle verwachte kosten van het bouwprogramma, werden er op korte
termijn besprekingen over cle financiering gevoerd. De kosten, clie voor cle drie
schepen samen in totaal op bijna 400.000 gulden werden begroot, zouden zoveel
mogelijk moeten worden bestreden met het "cleclommagement cler granen", geld
dat men jaarlijks uit Amsterdam ontving6. Daarnaast rekende men zoals gezegd op
periodieke subsidies van cle Zeeuwse Staten.
Op de werven, in Vlissingen en Veere had men niet gewacht op cle uitkomst van
de onderhandelingen met Raes: al in juni 1732 had men de hellingen voor cle
nieuwe bouw gereed gemaakt. Direct na zijn benoeming kon Raes dan ook aan
de slag en nog hetzelfde jaar begon men met het leggen van de kielen van de
drie schepen.
Begin september 1734 kon Raes aan cle admiraliteit rapporteren dat het schip dat
in Veere werd gebouwd over enkele dagen te water zou worden gelaten. De
raden besloten daarom nog dezelfde dag cle drie schepen te benoemen.
Ogenschijnlijk zonder veel omhaal nam men een resolutie aan waarin werd
bepaald dat het grote schip dat in Vlissingen op stapel stond 'Zierikzee' zou
heten, het kleinere zou als 'Vlissingen' te boek staan en het schip dat in Veere te
58