en te voorzien van victualie voor zes maanden. liet werven van matrozen mocht
Steenhart behalve in Zeeland ook in Holland en Friesland doen en, mocht het
nodig zijn, zelfs "binnen Koppenhagen, Hamburg en elders in de zeehavenen bui
tenlands"12.
Aanvankelijk ging het bemannen van het schip moeizaam. Pas eind september
kon aan de raden worden gemeld dat de bemanning gemonsterd en compleet
bevonden was. Medio oktober kreeg Steenhart dan ook opdracht om bij de eerste
gelegenheid zee te kiezen en zich te melden bij de vlag van luitenant-admiraal
Hendrik Grave die toen al met de Hollandse schepen voor het Engelse
Portsmouth lag. Begin december "1744 kwam de 'Zierikzee' voor anker op de rede
van deze stad, Spithead.
Lang bleef het daar niet liggen. Ingedeeld bij het eskader van de witte vlag onder
de Engelse schout-bij-nacht Metley kreeg men orders om nog dat zelfde jaar te
vertrekken voor een kruistocht in het Kanaal. Op 4 februari 1745 meldden cle
Zeeuwse schepen zich weer bij de vlag van Grave na een reis die wegens de ste
vige kou voor de bemanningen geen pretje moet zijn geweest.
Kort hierna ontving de Admiraliteit van Zeeland een missive van de Staten-
Generaal waarin meegedeeld werd dat de helft van het hulpeskader teruggeroe
pen zou worden. Er waren dringend schepen nodig voor andere doeleinden, met
name konvooieren. Men had daarom besloten onder andere de 'Zierikzee' terug
te laten keren en te bestemmen voor een konvooireis naar de Middellandse Zee.
Het konvooieren was nodig geworden omdat mecle door de activiteiten van het
Staatse eskader de relatie met de Fransen aanzienlijk was verslechterd. Hoewel
het eskader officieel tot hulp aan het Engelse koningshuis was uitgezonden en de
schepen op de boegspriet de Engelse koningsstandaard voerden, waren ze ook
voor andere taken ingezet en hadden ze zelfs enkele Franse Westindiëvaarders
buitgemaakt. Mecle hierdoor waren Franse kapers erg actief geworden tegen de
Nederlandse koopvaardij en dit maakte de noodzaak van konvooieren steeds
dringender. Ook verliep de landoorlog die de Engelsen en de Oostenrijkers tegen
de Fransen in de Zuidelijke Nederlanden voerden ongunstig voor de geallieerden.
De Fransen stonden bijna aan de grenzen van de Republiek en de kans dat de
oorlog zich tot de Noordelijke Nederlanden zou uitbreiden was niet denkbeeldig.
Medio mei 1745 keerde de 'Zierikzee' terug op de rede van Vlissingen. Steenhart
kreeg op '19 juni zijn definitieve nieuwe orders: het begeleiden van victualiesche
pen naar Portsmouth, daar wachten op het Hollandse oorlogsschip 'Het Kasteel
van Medemblik', en daarna koopvaarders begeleiden naar de Middellandse Zee.
Hij zou zo spoedig mogelijk moeten vertrekken.
Hoewel er zich voor Steenhart in de weken daarna verschillende mogelijkheden
voordeden om zee te kiezen liet hij dit na. Gepikeerd vroegen de raden daarover
schriftelijk om opheldering. Steenhart deed dit enkele dagen later, maar zo ontwij
kend dat de raden er geen genoegen mee konden nemen.
Ongeveer tegelijkertijd ontvingen de raden bericht uit Holland dat 'Het Kasteel
van Medemblik' wegens schade aan de grote mast voorlopig niet zou kunnen uit
varen. Bovendien verzochten ook de Staten van Zeeland tezelfdertijd de raden
vertrouwelijk om de 'Zierikzee' tot nader order niet te laten vertrekken. Een reden
voor dit verzoek werd toen niet gegeven.
Doordat de raden gevolg gaven aan het verzoek de 'Zierikzee' thuis te houden
kon men Steenhart blijven confronteren met zijn getreuzel. Weer vroeg men hem
61