zeer gelukkig en ik zeg met een heerlijk gevoel van zekerheid en met grooten trots net als den Engelschman: My house is my castle. Dat klinkt ook Friesch dankt mij. De collegas zijn zeer goede lieden, van avond ontvang ik den Engelschman met zijn vrouw, die nu naar Amersfoort gaat; maar zij zijn niets voor mij den indivi du, al zijn zij vrij wat fatsoenlijker dan den origineelen Zierikzeeschen Barbaar. Ik behoef u niet te zeggen dat ik., hoewel nèt vast benoemd, dat ik reikhals om hier vandaan te komen en niets onbeproefd zal laten om, bij gelegenheid, mij een fat soenlijke positie te veroveren, ivant ik reken mij te goed voor dit gat. Ik heb er al op gewezen dat Van den Bosch in het begin (11 april 1891) nog vrij positief over zijn collega's schrijft, al kan in hetgeen hij over zijn collega W.C. Seyl schrijft een zeker dédain niemand ontgaan. Hij heeft echter sinds [hij geen Nederlands meer mocht geven omdat hij tweemaal voor het M. O-examen gezakt was - jsj (en dat is nu al verscheiden jaren) het Nederlandsch voortgezet: wil de akte halen: alzoo een studiegenoot! Wij hebben al eens meermalen een straatje omgeloopen, ik heb al eens bezoek, op zijn kamer gebracht: de boeken die hij voor 't Nederlandsch bezitNet een collectie voor mid delbaar, ik meen middelbaar-middelbaar. Bij de eerste nadere kennismaking: Dus jij hebt Nederlandsch gewerkt? 'O, ja ik. heb al 'verschrikkelijk veel Nederlandsch gewerktei, denk ik, dan zal ik nog wat van je leerenResultaat: een goeje, goeje kerel en natuurlijk niet de eerste de beste die aktes bewijzen dat hij zich met andere dingen heeft bezig gehouden dan met pretmaken. Conclusies: leeren is altijd iets respectabels: dat aantal beivijst dat hij volharding bezit en de dingen stuk voor stuk afdoet. Ziedaar, daarvoor in elk geval mijn hoed voor af. Of er nu iets unieks in hem zit? Ik weet het niet: maar hij is al tamelijk op jaren: zijn oudste meisje is al dertien: en hij is akelig bedaard en zeker (kent ge dit woord zoo, of is het Overijselsch?): een onaangenaam man echter volstrekt niet. Maar wat ik. zoo uit zijn mond vernomen heb: betrekkelijk taalkundige en Litterarische zaken: nu dat was echt alles middelbaar d.i. beuzelpraat, net een kunsthistoricus, ohne alles Verstandnisse, kein einziges lichtvoller Gedanken, dummes Zeug: nu! ik trek me het lot van dien werkezel natuurlijk aan en dat weet hij ook. reeds: nu is het maar zaak dat hij alle collegiale middelbare pedanterie aflegt en gewoon eens weer leerling wil worden en zich neerzetten aan de voeten van Gamaliel": Dal moet hij, als hij een fatsoenlijk docent in cle toekomst worden wil: dat hij zonder mij zijn akte haalt is natuurlijk heel wel mogelijk, maar hij moet gewoon aan mijn tafel gaan zitten met een schrift voor zich en opteekenen met vurige Seelebegeerigheid en niet als de Schoolmeester wijs zijn in de eigen oogen. Daar komt zoo'n volwassen man echter niet makkelijk toe, vrees ik. Ik. ben voorlopig hei melijk begonnen met hem op het idee te brengen: ik. heb den boel verkeerd aange pakt: ik. heb den weg niet geweten: straks als hij zijn huis in mekaar voelt zinken, zullen wij samen nieuwe grondslagen leggen. Ook. heb ik hem al aan de betere studie. De man keek alsof de hemel naar beneden kwam toen ik hem vertelde dat ik, voor mijn middelbaar gaande, de meeste van die boeken, boekjes en artikeltjes gelezen en geexceipeerd had die Jonckbloet in zijn noten noemt: jrjj had zich aan lonckbloet gehouden en dat was hij al verscheiden maal doorgeweest. Nuwal, op 't oogenblik, zit hij in Halbertsma Geslacht der van Harens45, in Frijlinks46 boekjes over Betje Wolff en Deken, in Van Vlotens v. Flarens en Jorissens" Aan het Vaderland te peuteren, die ik hem een twee drie van Leiden heb laten komen. Ook. heb ik. hem al eens voorgerekend wat er van een behoorlijk linguist al zoo 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 101