21. Friedrich Gottlieb Klopstock (1724-1803), Duits religieus dichter. 22. Nicolaas Adrianus Cramer (1852-1908), leraar Nederlands aan het gymnasium te Zwolle (NNBW). Als gymnasiast heeft Van den Bosch les van hem gehad op het gymnasium. De Vos (1943, 17): 'die de jongeling het sterkst beïnvloedt, een kennismaking die met de jaren zal uitgroeien tot een hartelijke vriendschap'. 23. J. Thiebout (1828-1903), gemeenteraadslid te Zwolle (1859 -1888). Van 1885-1888 ook wethouder. Vanaf 1880 lid van Provinciale Staten van Overijsel; van 1890-1895 ook gedeputeerde (NNBW). Hij bouwde als eerste een grote villa in het uitbreidingsgebied Wezenland. 24. Jacob Grimm (1785-1863), zeer invloedrijke Duitse taalkundige. Ook in Nederland had hij als taal kundige veel invloed. Het Woordenboek der Nederlansche Taal (1882-1998) (WNT), het grootste woordenboek ter wereld, is min of meer een navolging van het Deutsches Wörterbucb (1852- 1963) dat Jacob Grimm, samen met zijn broer Wilhelm Grimm (1786-1859) opzette. 25. D. B. P. Zuurdeeg (1825-1891) had niet aan een universiteit gestudeerd; hij was van origine stads en plattelandsheelmeester. 26. J. H. C. Heyse (1839-1913), Luthers predikant te Culemborg (1863), Zierikzee (1866) en Zaandam (1868). Vestigde zich na zijn emeritaat (1872) weer in Zierikzee, daarna in Middelburg. Vanaf 1877 was hij lid van de Provinciale Staten van Zeeland en vanaf 1879 lid van de Gedeputeerde Staten. Hij publiceerde regelmatig. Tussen 1871 en 1882 was hij literair criticus van De Gids. (cf. Aerts 1997, 502-503). 27. Meister Eckehart (ca. 1260-1327), Duits theoloog en mysticus. Hij was een der eersten die zich over de diepste dingen van het geestelijk leven in de volkstaal uitdrukten en niet zoals gebruike lijk in zijn tijd in het Latijn. 28. 'Hulp- en hoofdakte' waren bevoegdheden voor het toenmalige lager ondeiwijs, 'lager Duitsch en Engelsch' waren bevoegdheden voor de toenmalige (M)ulo (meer uitgebreid lager onderwijs). 'Aardrijkskunde' zal een M.O.-akte zijn geweest. 29. Vanaf het schooljaar 1891-1892 (het eerste jaar dat Van den Bosch boeken kan voorschrijven) schrijft het programma voor Nederlandsche taal en letterkunde voor de vierde en vijfde klas onder andere voor: 'Één of meer nummers uit Zwolsche herdrukken a ƒ0,35 ieder, of Bibliotheek van de Nederlandsche letterkunde, door T. Verweij a 0,50 ieder.' Verder verandert hij dat jaar weinig: voor de derde klas schrijft hij een bloemlezing uit Potgieter voor en voor de vierde en vijfde klas een ander letterkundeboek en het stijlboekje van J. He(e)ringa dat hij lovend heeft besproken in Taal en Letteren 1(1891), 301. Voor 1892-1893 verandert hij meer. Voor de eerste twee klassen voert hij de bloemlezing Analecta van de hand van Buitenrust Hettema in en zijn eigen bloemle zing uit Staring in de derde. Bovendien schrijft hij een tekst van Busken Huet over Potgieter voor in de vierde en de vijfde klas. In 1895-1896 zijn alle veranderingen die hij doorvoerde ongedaan gemaakt, behalve het nieuwe letterkundeboek en de Zwolsche herdrukken. 30. Hoewel cle brief van 6 maart een uitvoerig overzicht van de inhoud geeft, is het boek er nooit gekomen. De Vos (1943, 55) meldt het bestaan van 'een gedrukt fragment van een Literatuur geschiedenis, een tachtig bladzijden, omvattend de Franse tijd en een deel van het tijdperk van Koning Willem I'. Hij dateert het op 1894. 31. Dr. J. Helder (1825-1933), Hervormd predikant te Heilouw, Wijnaldum en vanaf 1885 te Zierikzee. Hij was ondermeer actief als vrijmetselaar. Op theologisch terrein behoorde hij tot de moderne richting. 32. Veel brieven van Van den Bosch worden gesierd met citaten, vaak in het Latijn, ook wel in het Grieks en in de drie moderne vreemde talen. Dat heeft natuurlijk met zijn imago als geleerde te maken. De meeste van die citaten zijn wel terug te vinden in de Lijst van gevleugelde woorden, titels en citate?i die achter in de dikke Van Dale (Geerts/'Heestermans 1995, 3735-3832) als bijlage opgenomen is. De uitdrukking Ex unge leonem kent Van Dale echter niet. Een letterlijke vertaling levert niet veel zinnigs op. Unguis nagel, klauw van een dier; leo, onis leeuw: uit de klauw van een leeuw. 33. Aannemelijk is dat hier gedoeld wordt op de in zijn tijd al vermaarde bibliotheek van de doopsge zinde predikant en kerkhistoricus C, Sepp (1820-1890) (Ter Laan). 34. H.E. Moltzer (1836-1895) (Ter Laan), hoogleraar Nederlandse letterkunde te Groningen en Utrecht. Uit de brieven blijkt dat Van den Bosch buitengewoon weinig waardering voor hem had. 35. Beotië (Boeotia) landschap in Midden-Griekenland of Hellas, ten Z.W. aan Attica grenzende berg land met de Helicon en de Cithaeron; hoofdstad Thebe. De Boeotiërs hadden de naam van lomp en traag van geest te zijn. 36. Volgens Van Dale '1. uiterste punt (van een land) 2. afgelegen oord, landstreek, meestal met de connotatie: zonder vertier, onderontwikkeld, eenzaam (ook fig.)' (Geerts/Heestermans 1995, 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 108