3204). Van den Bosch eindigde zijn brieven meermaals met Uit Boeotië. Ik heb de stellige indruk,
dat hij daarmee niet zo zeer verwees naar 'de uithoek' als wel de lomp- en traagheid van geest
die hem omringde.
37. J. Th. Oosterman), Emancipator ia. Een fantasie. Amsterdam: 1874. Oosterman (Delft 1834
Rotterdam 1909) was hoofd van de (lagere) school voor onvermogenden vanaf 1862 en tevens
directeur der Rijksnormaalschool van 1877 tot de opheffing in 1888.
38. Geognosie (verouderd) wetenschap die de tegenwoordige toestand en de samenstelling van de
vaste aardkost beschrijft. Of daarvan ook de afleiding geognoom bestaat, weet ik niet. Van den
Bosch kan natuurlijk ook verwijzen naar gnoom: kabouter.
39- In de eerder (noot 32) aangehaalde Lijst in Van Dale vindt men op pagina 3812: Quod bonum,
felix faustumque sit, hetgeen betekent "Wat goed, gelukkig en gezegend moge zijn; moge het goed
en gelukkig aflopen. Het citaat komt voor bij Cicero, De divinalione. I, 45, 102. Ik ben er nog niet
achter wat Van den Bosch' variant precies betekent.
40. Ik neem aan dat Van den Bosch hiermee verwijst naar het Pleidooi dat hij wil publiceren; hij wil
dat vanuit een veilige positie doen.
41. R.A. Kollewijn (1857-1942) leraar Nederlands aan een Amsterdamse H.B.S. Hij was ook redacteur
van Taal en Letteren (Ter Laan). Hij is de man van de spellingvereenvoudiging (1891). Het duurde
tot 1934 voor zijn voorstel gerealiseerd werd (spelling Marchand).
42. Weersta de beginselen van het kwaad.
43. Gamaliel: beroemd schriftgeleerde ten tijde van Jezus, leermeester van Paulus.
44. W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Groningen: Wolters 1868-1872
(2 delen). In later jaren is het meermaals herdrukt en uitgebreid tot 6 delen. Vgl. Maas 1998.
45- J.H. Halberlsma, Het geslacht der Van Harens: fragmenten. Deventer: J. de Lange 1829
46. H. Frijlink, Elisabeth Wolff geb. Bekker en Agatha Deken: zoo uit hare geschriften als uit andere
bescheiden geschetst gevolgd van eene lijst der werken geschreven door Adrianus Wolff Elisabeth
Wolff geb. Bekker, Agatha Deken en Maria Bosch het zij door elk hunner afzonderlijk, of door twee
ervan te zamen. Amsterdam: Frijlink 1862.
47. J. van Vloten, Leven en werken van W. en O.Z. van ELaren, Friesche edellui naar tijdsorde.
Deventer: Ter Gunne 1874
48. Th. Jorissen, Aan het vaderland: eene studie. Haarlem: Bohn 1872
49- H.M. de Bruyn de Neve Moll (1813-1898), studeerde te Leiden, was leraar aan het Erasmiaans
gymnasium te Rotterdam en sinds 1839 rector van de Latijnse school te Zierikzee tot aan de
opheffing in 1880. Hij publiceerde in verschillende tijdschriften en schreef schoolboeken (NNBW).
50. W.A. Elberts (1820-1903). Hij was tot 1850 kostschoolhouder te Leiden, daarna tot 1857 school
hoofd te Zwolle en vervolgens leraar Nederlands aan de Rijks H.B.S. aldaar (NNBW).
51. Volgens het Programma voor het onderwijs 1891-1892 bestond het docentencorps uit de volgen
de personen (tussen haakjes geef ik de duur van hun verblijf aan ontleend aan Westendorp
Boerma 1969, 86):
- B.D. Best (1888-1892), Engelsche taal en letterkunde
- J.H. van den Bosch (1891-1894) (tijdelijk), Nederlandsche taal en letterkunde
- J.A. cle Bruyne (1881-1921), Geschiedenis, Staatswetenschappen
- G. Kok (1869-1901), Hoogduitsche taal en letterkunde
- F.F. Leupen (1869-1904), Wiskunde, Boekhouden
- Dr. H.G.L. van der Meulen (1890-1892) (tijdelijk), Natuurlijke geschiedenis, Scheikunde
- W,C. Seyl (1883-1901), Aardrijkskunde
- Dr. L.M.J. Stoel, (1891-1893) Natuurkunde, Wiskunde, Werktuigkunde en technologie,
Kosmographie
- A.H.W. van der Vegt (1891-1897) (tijdelijk), Rechtlijnig teekenen
- F.P. Visser (1885 -1892), Fransche taal en letterkunde
- F.E. Vogelsang (1874-1891), Handteekenen
Uit het overzicht blijkt dat Van den Bosch niet de enige was die het gauw gezien had in Zierikzee.
(Zie ook noot 76 en 77)
52. J.H. Ochtman (1891-1904), Handtekenen en rechtlijnig tekenen moet pas benoemd zijn na het
drukken van het programma als opvolger van Vogelsang.
53- L. van der Wal (1892-1.893) moet ook pas benoemd zijn na het drukken van het programma als
opvolger van Best.
54. C. Stoffel (1845-1908), van 1869-1887 leraar Engels aan de Openbare Handelsschool te
Amsterdam. In 1900 werd hem door de Groningse universiteit een eredoctoraat verleend.
Publiceerde veel onder andere in het tijdschrift Taalstudie (NNBW).
107