Het ouderlijk huis
Adriaan de Vin werd op 13 maart 1916 te Rotterdam geboren als oudste zoon van
Boudewijn Jacobus de Vin. Zijn vader was geboren op 24 oktober 1890 te
Rotterdam en aldaar overleden op 1 mei 1971, zoon van Adriaan de Vin en
Wilhelntina de Ronde, van beroep handelsreiziger voor de Rotterdamse
Meelfabriek 'De Blaauwe Molen'. Adriaans moeder Maatje Adriaantje Beije was
29 februari 1884 te Oosterland geboren, en te Rotterdam overleden op 30 maart
1965, dochter van Jakob Beije en Fransje Boot. Adriaans geboortehuis,
Lambertusstraat 49 B Rotterdam-Kralingen, bestaat momenteel niet meer. Op dit
zelfde adres werd op 29 maart 1921 Adriaans enige broer Jakob Frans geboren.
Door het leeftijdsverschil hebben Adrie en Jaap weinig met elkaar gespeeld. Het
echte contact tussen de beide broers kwam pas op latere leeftijd tot stand.
Hoewel hun beider belangstelling totaal verschillend was konden ze het goed
met elkaar vinden. Adriaan's hobby's waren: lezen, pianospelen, postzegels ver
zamelen en, hoewel niet technisch aangelegd, was het bouwen van meccanomo
dellen zijn favoriete bezigheid. Adriaan had veel vrienden. Het liefst voerden zij
discussies op intellectueel niveau. Zelf niet sportief volgde hij toch met veel
belangstelling de wekelijkse voetbaluitslagen. In het bijzonder van het Groningse
'Velocitas' en het Zierikzeese 'Sinoto'.
Jaarlijks bracht het gezin van Boudewijn en Maatje de Vin hun vakantie door te
Oosterland en Sirjansland in Duiveland. Ook buiten de vakantie van zijn ouders
logeerde Adriaan vaak bij zijn grootouders en bij zijn ooms en tantes. Hierdoor
ontstond een sterke band met de geboortegrond van zijn moeder en grootouders.
Daar binnen het gezinsverband, ook in Rotterdam, uitsluitend de streektaal van
Oosterland werd gesproken, gaf het leggen van contacten met zijn vakantieom
geving voor de stadsjongen, Adriaan, weinig problemen. In die periode ontston
den er vriendschappen voor het leven en werd zijn liefde voor de streektaal van
Duiveland en de streektalen in het algemeen geboren. Later zou blijken hoe
groot deze liefde was. Naast zijn werk als neerlandicus zou het bestuderen van
de streektalen, in het bijzonder die van Schouwen-Duivelancl, zijn levenswerk
worden.
Onésimus
Reeds op jeugdige leeftijd werd Adriaan lid van de Christelijke Jongemannen
Vereniging, afdeling Rotterdam-Kralingen, 'Onésimus' (tot het Christendom
bekeerde, weggelopen slaaf welke door de apostel Paulus naar zijn meester werd
teruggestuurd). Deze vereniging telde in die tijd circa 700 leden verdeeld over de
afdelingen zondagsschool, jongenswerk, jongelieden, jongemannen en senioren.
Van 1935 tot en met 1942 was hij redactiesecretaris van het maandblad 'De
C.J.M.V.' van genoemde afdeling. Als adviseur van het Algemeen Bestuur was hij
nauw betrokken bij het opstellen van nieuwe statuten en een huishoudelijk
reglement. In dezelfde periode hield hij regelmatig de bijbelinleiding op de zon
dagavondbijeenkomsten van de afdeling jongemannen. Tevens hield hij tijdens
dezelfde bijeenkomsten lezingen over onder andere: 'Het wassende water' van
Herman de Man; 'De herdenking van de 350-ste geboortedag van Joost van den
Vondel'; Martin Niemöller; 'De streekroman en zijn voornaamste vertegenwoordi
gers in Nederland', een serie lezingen over 'De geschiedenis onzer Nederlandse
taal'. In zijn lezing op 2 mei 1937 'Enige opmerkingen over romankunst' stelt hij
een aantal misvattingen over het begrip 'roman' aan de kaak.
119