Gedurende hun huwelijk, dat ruim achtenveertig jaar duurde, was Truus steeds de grote stimulator achter Adriaans werk. Steeds opnieuw bemoedigde zij hem en maande soms tot spoed. Altijd vergezelde zij Adriaan naar congressen en stu diedagen. Ook tijdens zijn studiereizen, onder andere naar Frans-Vlaanderen en bij het vele veldwerk ten behoeve van het dialectonderzoek was zij altijd aan zijn zijde. Toen ik recent kennis kon nemen van het archief van Adriaan, bleek dat zij de doctoraalscriptie en dissertatie evenals de ontelbare artikelen, verhalen en andere geschriften, soms in drie of vier verschillende versies, op de ouderwetse schrijfmachine had verwerkt. Promotie In 1948 kreeg Adriaan van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de opdracht tot het onderzoek en de bestudering van de streek talen van Zeeland, in het bijzonder van de streektaal van zijn geliefde eiland Schouwen-Duiveland. Om zich geheel aan zijn studie te kunnen wijden nam hij per 1 januari 1952 ontslag bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. In de inleiding van zijn proefschrift geeft hij een kort historisch overzicht van de ontstaansgeschiedenis van Schouwen-Duiveland. Vervolgens omschrijft het doel van het onderzoek. Op de eerste plaats is een grondige inventarisatie noodzake lijk van het voorhanden zijnde taalmateriaal. Al spoedig bleek dat er eigenlijk geen sprake kan zijn van één dialect van Schouwen-Duiveland, gezien de vele verschillen, zij het niet al te grote, tussen de dialecten van het westelijk en het oostelijk deel van het eiland. Op grond van dit gegeven is het noodzakelijk om een nauwkeurige opsomming van de verschillen tussen het Schouws en het Duivelands samen te stellen. Daarbij wordt de aandacht gevestigd op de verschil len tussen de dialecten van Zierikzee, de hoofdplaats van het eiland, Scharendijke aan de noordkust en Bruinisse. de vissersplaats in het oosten. Bij deze studie komen de volgende zaken aan de orde: Op de eerste plaats wordt uitvoerig aandacht besteed aan 'Klankleer'. In dit hoofdstuk behandelt hij onder andere de schrijfwijze van de klanken, het klankkarakter, de articulatie, het spreektempo en de kwantiteit en woorden met de vocaal van het algemeen Nederlands. Vervolgens behandelt hij in het hoofdstuk 'Vormleer' het zelfstandig naamwoord, het lidwoord, de bijvoeglijke naamwoorden, het telwoord, de voor naamwoorden en het werkwoord. In het derde hoofdstuk komen de verschillen in het Schouws en het Duivelands aan de orde: de relictvormen (overblijfselen van de verschillen in klank, woordgebruik en spreektempo van voor de samen voeging van de eilanden Schouwen en Duiveland), Zierikzee als cultuurcentrum van Schouwen-Duiveland en de uitzonderlijke positie van Bruinisse. In het laatste hoofdstuk wordt de geografische positie van het dialect behandeld. Hier wordt onderscheid tussen het Noord- en Zuid-Zeeuws uitvoerig onder de loupe geno men. Hieruit blijkt dat het dialect van Schouwen-Duiveland tot het Noord- Zeeuws gerekend moet worden. Ook aan de Vlaamse invloed gedurende de Middeleeuwen wordt ruimschoots aandacht besteed evenals aan de invloed van de aangrenzende Zeeuwse en Hollandse dialecten. Tenslotte bestrijdt hij de stel ling van de bekende Brabantse dialectoloog prof. dr. A. Weijnen dat het dialect van Schouwen-Duiveland een geïsoleerd dialect zou zijn. In een artikel in 'Onze Taaltuin' uit 1940, getiteld "De ouderdom en het isolement van het Schouwens dialect" beweert Weijnen dat het isolement van de taal in de 13de eeuw is begonnen. Adriaan toont aan dat na 1200 de invloed vanuit Holland steeds ster- 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 127