van het dialect op Schouwen-Duiveland. In het eerste nummer uit 1954 van het tijdschrift voor de studie van de Nederlandse volks- en streektalen 'Taal en Tongval' reageert Weijnen in een artikel getiteld: "Het Schouws onder de Zeeuwse tongvallen "op het proefschrift van De Vin. Op de eerste plaats spreekt Weijnen zijn waardering uit voor de overtuigende wijze waarop De Vin heeft betoogd dat het dialect van Schouwen-Duiveland samen met die van Goeree- Overflakkee, Tholen, Sint Philipsland en Noord-Beveland behoren tot een grote Noord-Zeeuwse dialectgroep. Vervolgens geeft Weijnen toe dat zijn bewering dat het dialect van Schouwen na de 13de eeuw in een volstrekt isolement is geraakt te absoluut is geweest. Hij blijft echter bij zijn bewering dat het Schouws het oud ste en bestbewaarde Zeeuws is. De bewering van Adriaan dat Weijnen ten onrechte over taalrelicten spreekt wordt door Weijnen als een tegenstelling van terminologische aard weerlegd. Overigens vindt hij dat hij de uitingen van "relicto-phobie, die aan De Vin'spen ontvloeien, niet steeds op zichzelf moet toepassen". Hij vindt dat De Vin geen oog heeft voor de door hem aangetoonde exclusivismen in het Schouws. Deze wijzen toch immers duidelijk op een isolement. Weijnen vindt het een van verdiensten van De Vin, "dat hij ten aanzien van het Schouws de aandacht voor Hollandse en ABN-invloeden heeft gevraagd, maar men zou zich zeer vergissen als men meen de dat hij voor de onderscheiden gevallen steeds voldoende argumenten heeft". Verder tracht Weijnen zeer gedetailleerd een aantal beweringen in het proefschrift met betrekking tot een aantal relictvormen, klankvormen en de Vlaamse invloe den te bestrijden of af te zwakken. De te verwachte reactie van Adriaan bleef echter uit. In hetzelfde jaar gaf dr. P.J. Meertens in het 'Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde' een recensie over het proefschrift. Ook Meertens plaatst naast waar derende woorden ook de nodige kritische kanttekeningen. Zo noemt hij Adriaan een kritisch waarnemer daar waar het gaat om kwantiteitsverschillen die het gevolg zijn van verschil in spreektempo. Anderzijds verwijt hij hem niet voldoen de gebruik te hebben gemaakt van reeds beschikbare bronnen. De betekenis van het proefschrift ligt vooral in het derde en vierde hoofdstuk. De verschillen tus sen het Schouws en het Duivelands zijn in velerlei vorm gebleven, ondanks het feit dat de eilanden al sedert de 17de eeuw één geheel vormen. Adriaan stelt de vraag: zijn deze verschillen oude relicten van de oorspronkelijke dialectische ver houdingen of latere ontwikkelingen en dus van betrekkelijk jonge leeftijd? Ook Meertens kan in deze bespreking niet om de controverse met Weijnen heen. Wat de jonge doctor op verschillende plaatsen in zijn proefschrift onder ouderwets verstaat is Meertens niet helemaal duidelijk. Aan het slot van deze uitgebreide, zeven pagina's tellende recensie, besluit Meertens als volgt: "Toevalligerwijs ver schijnt dit boek in een tijd ivaarop Schouiven en buiveland een trieste belangstel ling ondervinden tot ver buiten de grenzen van ons land. De algehele ontredde ring van het leven op dit Noord-Zeeuwse dubbeleiland brengt met zich mee dat een onderzoek als waarvan De Vin hier de resultaten aan het licht heeft gebracht, op het ogenblik, en voorlopig niet weer zou kunnen worden ingesteld, tenvijl bet zich laat aanzien dat ruilverkaveling en emigratie het gehele aspect van de bevol king dermate zullen wijzigen, dat ook. de taal der beivoners daarvan in niet geringe mate invloed zal ondergaan. Zo heeft dit boek., resultaat van moeizame arbeid, nog juist op tijd het licht gezien 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 129