Ruim 16 jaar later op 4 oktober 1968 ontving Adriaan een brief van dr. L. Koelmans. wetenschappelijk ambtenaar aan het De Vooijs-Instituut voor Nederlandse Taal en Letterkunde te Utrecht en zoon van het hoofd van de Christelijke school te Bruinisse, een brief met de volgende inhoud: "Ik heb me verstout voor 'Taal en Tongval' enkele aanvullingen te geven op Uw boek over het dialect van Schouwen-Duiveland. Ik hoop dat U het artikel ook als zodanig wilt zien: een kleine aanvulling op Uw boek, geen kritiek. Ik. stel het op prijs vast een doorslag te sturen, vergezeld van een overdrukje, dat eveneens betrekking heeft op het door U en mij met graagte beluisterde Zeeuwd'Adriaan, op dat moment opge nomen in het ziekenhuis, verzoekt Truus met spoed dr. Koelmans te bellen en hem zijn erkentelijkheid over te brengen. Dr. Koelmans begint zijn artikel met zijn waardering voor het proefschrift van Adriaan uit te spreken. "Door regelma tig gebruik, van het boek. heb ik. de kwaliteiten zeer leren waarderen De kantte keningen en aanvullingen hebben betrekking op het dialect van Bruinisse. Dr. J.B. Berns schrijft veertig jaar later in de Kroniek, jaargang 18 (1993) over de dissertatie van Adriaan onder andere het volgende: "Hetproefschrift over het dia lect van Schouwen-Duiveland is in vakkringen zeer positief ontvangen"Over de controverse De Vin-Weijnen: "Maar in feite zijn De Vin en Weijnen het helemaal niet zo fundamenteel met elkaar oneens. Het conservatieve karakter van het Schouws is op overtuigende wijze aangetoond. Hollandse invloeden hebben het dialect niet in zijn wezen aangetast. Er is eerder sprake van een vroege vorm van tweetaligheid die zich spoedig in het hele taalgebied zal gaan voordoen" Het leraarschap Na zijn promotie koos Adriaan voor een baan in het onderwijs. Vanaf januari 1953 gaf hij les aan de Dalton-HBS aan de 's Gravendijkwal te Rotterdam. De naar zijn mening matige motivatie van een groot aantal leerlingen aan deze school was de reden dat hij na een klein aantal jaren de overstap maakte naar de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers (essen) (later Pedagogische Academie) aan de Hofstedestraat 36 in Rotterdam. De omgang en het contact met oudere en meer gemotiveerde studenten beviel hem beter. Hij doceerde er Nederlandse taal en letterkunde. Enkele van de vele leerlingen uit die tijd, waarmee hij tot aan zijn overlijden con tacten onderhield, verklaarden recent het volgende: "Hij gaf les vanuit een bui tengewoon grote kennis van zijn vak, doch hij verloor zich maar al te snel in de tijd zodat er niet altijd voortgang in zijn lessen zat. Wat ons ook. is bij gebleven, is dat de heer De Vin vrijwel nooit op tijd op school kwam. Hij kwam vaak op de fiets, maar op de dagen dat hij at verlaat was vrijwel altijd per taxi. Wij hingen clan uit de ramen van zijn lokaal om hem enthousiast te begroeten". Dat Adriaan een voorkeur had voor bepaalde studenten stak hij niet onder stoe len of banken. Een leerling, van wie hij bij toeval vernam dat zijn moeder uit het Zeeuwse Schore afkomstig was, viel bij hem bijzonder in de gratie. Bij de beoor deling van repetities en examens was hij echter strikt eerlijk. "Louis Lemaire, de jongste zoon van de bekende auteur Jan Lemaire zat bij ons in de klas. Hij werd door bijna alle leraren voorgetrokken. De heer De Vin echter gaf hem met het grootste gemak zijn met een 1 becijferde dictees terug". Toch was zijn betrokken heid bij alle leerlingen zonder meer groot te noemen. De heer De Vin kon uitermate boeiend vertellen. "Hij begon ooit aan de Divina Comedia van Dante en zei dat we daarmee in drie weken tijd klaar moesten zijn, 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 130