gen. In een uitgebreid verslag geeft hij het verloop van de tweede dialectdag op
4 november 1978 te Oostburg weer. In dit verslag is niet alleen een droge
opsomming van feiten te vinden, maar tevens de bekende analyse van de behan
delde zaken en dialectvoordrachten.
Regelmatig verschenen er publicaties van Adriaans hand. In het tijdschrift voor de
studie van de Nederlandse volks- en streektalen, Taal en Tongval' publiceerde hij
in 1979 en 1980 een zeer uitgebreid artikel getiteld: 'De (dialect) grenzen van
Zeeland'. Een samenvatting van deze 68 pagina's tellende studie zou in het kader
van dit artikel te omvangrijk worden. Een korte samenvatting is niet in een paar
zinnen te vatten en zou onrecht doen aan de inhoud en strekking. Voor diegenen
die zich met de bestudering van de Zeeuwse streektalen bezig houden is de stu
die zeker interessant.
Op woensdag 21 april 1981 verscheen in Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) een
artikel van Jacques Cats over het opnemen van het dialect van 's Heer
Hendrikskinderen in een dialectatlas voor heel Europa. Cats schrijft "Een zekere
professor Weijnen uit Nijmegen kwam ooit op het idee van die zogenaamde Atlas
Linguarum Europae (ALE)". Voorheen bestonden er alleen taalatlassen per land.
Met behulp van de ALE kunnen taalbewegingen worden gevolgd en kunnen
klankveranderingen worden bestudeerd. Elf centaal gelegen plaatsen in
Nederland komen in aanmerking. Waarom 's Heer Hendrikskinderen? Deze vraag
wordt gesteld aan de dialectschrijver J. Kousemaker, sinds jaar en dag correspon
dent van het P.J. Meertensinstituut, Kousemaker zegt: "Deze plaats is juist daar
om gekozen omdat 's lieer .Hendrikskinderen centraal is en was gelegen. In het
verleden heej't dit doip een grote male van isolement gekend, waardoor sprake is
geweest van het conserveren van de taal en daardoor het meest oorspronkelijk is
gebleven Een drietal inwoners werden geïnterviewd door medewerkers van het
P.J. Meertensinstituut. Volgens Kousemaker is deze methode te verkiezen boven
de werkwijze van de ZVDO Vervolgens beweert hij "Wat de ZVDO doet dat is
verzamelen, in kaartsystemen vastleggen en dan gebeurt er verder niets mee. Dat
werk is vrij zinloos".
Adriaan was furieus. Hij klom onmiddellijk in de pen en stuurde een gepeperd
ingezonden stuk naar de PZC Dit werd echter door de hoofdredacteur, gezien de
omvang, geweigerd. Bij de redactie van het Zeeuws Tijdschrift had hij meer suc
ces. In nummer vier van jaargang 32 (1982) geeft hij een uitvoerig commentaar
op het gewraakte artikel. Op de eerste plaats neemt hij het de schrijver kwalijk
dat hij zijn oude opponent aanduidt met "een zekere professor Weijnen uit
Nijmegen Vooral de beweringen van Kousemaker hebben hem danig gestoord.
Het kon haast niet uitblijven, maar op 1 september 1982 ontving Adriaan een
brief van drs. Har Brok voorzitter Nationaal Comité Nederland van de ALE. Brok
had de gegevens voor het artikel van Cats verstrekt. In niet mis te verstane woor
den weerlegt hij de woorden van Adriaan. Brok eindigt zijn brief als volgt: "Uit
uil' slot alinea kan ik niet anders opmaken dan dat u maar matig enthousiast
bent over een onderneming als de ALE. Dit beperkte enthousiasme uit zich helaas
ook in de wijze waarop u het artikel in de PZC gelezen heeft. Mij lijkt dat het zin
voller was geweest om uw bezwaren tegen de ALE als zodanig naar voren te bren
gen. Of bent u gewoon boos op de heer Kousemaker"?
In het orgaan van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij (ZLM), het ZLM land- en
tuinbouwblad, van 7 januari, 4 maart en 8 april 1983 verschijnt een artikel van de
hand van de freelance journalist R.W. Geldhof met als thema 'Algemeen Zeeuws
132