'een man van het eiland' dan menig autochtoon. Wat mij bijgebleven is van onze eerste ontmoeting was zijn hartelijkheid en zijn grote deskundigheid op het gebied van de (regionale) geschiedenis en de streektaal. Maar het meest markant was de wijze waarop hij zijn standpunten, met voetnoten en handgebaar zorgvuldig ver woordde. Die wijdlopigheid werd echter ruim gecompenseerd doorzijn hutnor". De Kroniek Tijdens de voorjaarsvergadering van Stad en Lande van 26 april 1975 werd dooi de voorzitter, drs J.L. Braber, het eerder door de heer H. Uil voorgestelde, ambiti euze plan gelanceerd om in de toekomst een historisch jaarboek uit te geven. In zijn toelichting op het plan deelde hij mee, dat het de bedoeling was om te komen tot een jaarboek, bevattende populair wetenschappelijke studies betreffende de geschiedenis van Schouwen-Duiveland. Het voorstel werd met enthousiasme ontvangen. Voor de voorbereiding en samenstelling van een jaar boek diende een redactiecommissie in het leven te worden geroepen. Het bestuur verwachtte dat vele van de ingezonden artikelen taalkundige fouten en onvolkomenheden zouden bevatten. Daarom achtte men het noodzakelijk en voor de hand liggend, dat een neerlandicus in de redactiecommissie zitting zou nemen. Adriaan de Vin, neerlandicus en streektaaldeskundige, woonachtig te Rotterdam en sinds 1952 lid van Stad en Lande, leek de aangewezen persoon voor deze functie. Om die reden ontving hij op 7 juli 1975 het verzoek van het bestuur van Stad en Lande om zitting te nemen in de redactiecommissie voor een nieuw uit te geven historisch jaarboek. In zijn brief van 5 augustus 1975 deelde Adriaan het bestuur mee graag te willen meewerken. Hij schreef verrast te zijn door de uitnodiging om zitting te nemen in de redactiecommissie. Hij achtte het een voorrecht op deze wijze de vereniging van dienst te kunnen zijn. Tijdens de bestuursvergadering van 29 augustus 1975 werd de redactiecommissie bestaande uit de volgende leden: mevrouw J.C. Reitsma - d'Ancona, (voorzitter) en de heren drs. J.L. Braber, J. Klepper, J.P.J. Lokker, H. Uil (secretaris) dr. A. de Vin, G.J. Vorstheuvel Labrand (penningmees ter) en W.P. de Vrieze geïnstalleerd. Een van de eerste opdrachten van de redactiecommissie was het bedenken van een naam voor het jaarboek. Het voorstel van Adriaan de naam 'Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) aan het jaarboek te verbinden werd met algemene stemmen, als zijnde een herkenbare naam, aangenomen. Later zou blijken dat Adriaan niet alleen redactiewerkzaamheden voor het jaar boek zou verrichten. Ook zouden er in de loop van de jaren diverse artikelen van zijn hand in het jaarboek verschijnen. Dat deze artikelen betrekking zouden hebben op de streektaal van Schouwen-Duiveland lag voor de hand. In de eerste jaargang (1976) geeft hij commentaar bij het gedicht 'Mijn Vak' uit 1889, in het dialect geschreven door de Brouwse garnalenvisser Johan van der Weele. Dit 147 regels tellende, in een prachtig handschrift geschreven gedicht, wordt regel voor regel op minutieuze wijze besproken en van een in hoofdzaak dialectologisch commentaar voorzien. In de daarop volgende jaren haalt hij een aantal streektaalschrijvers die in het verleden en heden in de regionale dag- of weekbladen schreven of hun verhalen op een andere wijze hadden gepubliceerd voor het voetlicht. Met het bespreken van werken van schrijvers van het buureiland Goeree- Overflakkee verlegt Adriaan de grenzen. Allereerst beschrijft hij de historische 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 140