banden tussen de beide eilanden, de voorhanden zijnde taalkundig-dialectologi-
sche informatiebronnen en de overeenkomsten in taalgebruik. Een en ander
wordt geïllustreerd aan de hand van een gedicht van mevrouw D.K. Soldaat-
Poortvliet en een verhaal van op Goeree-Overflakke bekende dialectschrijver
T.H. van der Vat.
In de laatste drie edities laat hij 'Hedendaagse streektaalschrijvers aan het woord'.
Nu echter alleen voorzien van een inleiding, waarin de verschillende functies van
de streektaal worden belicht. Adriaan laat het aan de lezer over om de verschil
len in het taalgebruik te ontdekken.
Adriaan analyseerde de verhalen op een zeer nauwgezette wijze. De stijl, spel
ling, plaats en tijd werden met elkaar vergeleken en van een gedetailleerd com
mentaar voorzien. Hij stelde vast dat een consequente spelling het grootste pro
bleem is van de streektaalschrijver. Het is geen uitzondering, dat in één verhaal
een woord op drie verschillende manieren wordt gespeld.
In jaargang 31 (1979) van 'Taal en Tongval' geeft dr. J.B. Berns een recensie over
de eerste vier dialectartikelen in de Kroniek. Hij schrijft onder andere het volgen
de: "De formule in zijn eerste artikel ontwikkeld, namelijk, commentaar op
gedicht, i.e. literair werk én het dialect waarin het geschreven is, bereikt in zijn
tweede bijdrage een hoogtepunt. De wijze waarop Dr. De Vin schijnbaar literair
onbelangrijke teksten, verschenen in plaatselijke kranten, te lijf gaat, mag men
voorbeeldig noemen".
In 'Duiveland in dialectperspectief geeft Adriaan een beschouwing over de
invloeden op het dialect ten gevolge van de gemeentelijke herindeling van
Duiveland op 1 januari 1961. Hij tracht aan het licht te brengen wat er na
genoemde herindeling en het definitief doorbreken van het Duivelandse isole
ment door de openstelling van de Grevelingendam op 1 april 1965 over is geble
ven van het oorspronkelijke dialect in de vijf betrokken dorpen.
'Besluit ter overweging' is de titel van een terugblik van Adriaan op tien jaar dia-
lectbijdragen in de Kroniek. Hij laat nog eens de behandelde dialectschrijvers de
revue passeren. Hij constateert dat er op Schouwen-Duiveland een zekere ach
terstand is in het geschreven dialect. Hij vergelijkt het eiland met het buureiland
noordelijk van de Grevelingen en met Zeeuws-Vlaanderen waar regelmatig
publicaties in het dialect verschijnen. Uit deze achterstand mag men echter niet
concluderen dat Schouwen-Duiveland onverschillig staat tegenover de eigen taal
en streekcultuur. Integendeel, een grote betrokkenheid op de algemeen-
Nederlandse taal en cultuur behoeft geen minachting voor het streekeigene met
zich mee te brengen. Tenslotte onderstreept Adriaan het belang dat met voortva
rendheid moet worden gewerkt aan het bepleiten van de belangen van onze
streektaal in de ruimste zin van het woord.
In jaargang 6 (1981) geeft Adriaan commentaar op de Funktionele Taalstudie van
mevrouw Anneke Mol, 'De sociale betekenis van het Zeeuws en het Nederlands
in Zierikzee'. Dit tussen half april en eind juni 1979 klaargestoomde onderzoek
gaat op de eerste plaats mank aan de fout, dat de twee in de titel genoemde
kernwoorden, Zeeuws en Nederlands, al dadelijk ofwel in twijfel worden getrok
ken of door andere vervangen. Mevrouw Mol schrijft al op de eerste pagina van
haar studie: "Het. Zeeuws bestaat niet. Er zijn in Zeeland vele dialecten; deze zijn
eilandgebonden en ook van plaats tot plaats verschillend". Adriaan stelt dat deze
bewering voor 100% waar is, maar dat men niet van de vooropgezette mening uit
kan gaan dat het Zeeuws niet bestaat. Dit is zonder meer strijdig met de beste
139