in een losse aantekening van de kroniek van de heraut 'deez stoute ridder' genoemd en 'stout' moet opgevat worden in de betekenis van 'fier' of 'dapper'. Deze tekst is. evenals elders de tekst 'van Zericze' (vanuit Zierikzee) door de heraut toegevoegd aan de tekst uit de Rijmkroniek van Melis Stoke. De kroniek van de zogenaamde 'clerc uut de lage landen bi der see' (gedateerd in het mid den van de vijftiende eeuw) is gebaseerd op de tekst van de heraut. Beide auteurs hebben de opmerking opgenomen dat de inwoners van Haarlem God bedanken voor de komst van Witte. Ook in de tekst van de clerc staat Witte aan het begin van de opstand van de Hollanders tegen de Vlaamse invallers. Het voornaamste punt van kritiek van Verbij-Schillings op Hugenholtz is dat de laatstgenoemde alleen naar de uitgegeven bronnen heeft gekeken. Hugenholtz heeft de tekst van de heraut niet gezien en kon niet weten dat dit de eerste tekst is waarin de slag aan het Manpad wordt genoemd. De autografen van de heraut dateren uit de periode 1402-1409. ruim een halve eeuw voor de datering van het Oude Goudse Kroniekje waar zoals gezegd Hugenholtz zijn conclusie op baseert. Een belangrijke aanvulling van Verbij-Schillings is nog dat de tekst van de heraut één van de vroegste bewoordingen is van het besef dat de Hollanders en Zeeuwen een collectieve eenheid vormen. De Heraut neemt tevens nadrukkelij ker de plaats voor de Hollandse graaf in dan Stoke had gedaan, waardoor Witte een prominente plaats krijgt als redder van het graafschap in het voorjaar van 1304." De zeventiende eeuw De wijze waarop Joost van den Vondel het personage van Witte van Haemstede in zijn Gysbrecht van Aemstel. D'ondergangh van syn stadt, en syn ballingschap (uit 1637) ten tonele voert is heel negatief. In het vijfde bedrijf van het treurspel laat de dichter een bode verslag doen aan Gysbrecht van de gevechten in Amsterdam. Witte van Haemstede verovert het Klarissenklooster in de stad en vermoordt aldaar de bisschop Gozewijn. Bovendien onteert hij de abdis Klaerisse en met het visioen van de moord op zijn vader voor ogen vermoordt hij haar ook. omdat zij een familielid is van Gerard van Velsen. één van de edelen die graaf Floris V om het leven brachten. Het neerzetten van Witte als een meedo genloze bruut die zijn slechte naam als bastaard kracht bijzet door te roven en te plunderen, is voor Vondel een middel voor het sympathieker maken van zijn hoofdpersonage bij het publiek. De dubieuze rol van Witte als moordenaar wordt in geen enkele bron beschreven en is een verzinsel van de zeventiende-eeuwse dichter. Gysbrecht van Arnstel krijgt een motief voor zijn rol in het moordcomplot op de 'slechte' graaf Floris V: door de zoon van Floris zo wreed af te schilderen, legitimeert Vondel de handelwijze van Gysbrecht. Van tvraakzuchtige bastaard naar beid van de Hollanders In de negentiende eeuw is het negatieve imago van Witte weggepoetst en is hij een populaire historische figuur, er is een duidelijke omslag in de waardering gekomen. Een voorbeeld is te vinden in een novelle van J.H. Jonckers over de minstreel van heer Witte van Haemstede. Het verhaal is geschreven rond de wees Rijcldof Gerbrants die op jonge leeftijd de kans krijgt tot minstreel te worden opgeleid aan het hof van graaf Floris V. Na de brute moord op de graaf wordt Rijcklof de persoonlijke begeleider van Witte. Een klassiek drama ontspint zich, wanneer met het vertrek van Witte naar Schouwen Rijcklof zijn geliefde uit het 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 14