Aankomst in Delaware De Nederlanders hebben een gezegde dat luidt: Moeder Armoede is de bruid van dromers. Plockhoy was een dromer en zowel door de omstandigheden tot armoede gebracht als verrijkt door de hoop van zijn dromen. De Nieuwe Wereld bood genoeg ruimte voor de dromen van spirituele dissidenten. Dergelijke dro men kunnen echter snel op een teleurstelling uitlopen. Plockhoy en zijn volgelingen sleepten zich de zandige kunst van Kaap Henlopen, in de buurt van Hoornkill, op. Zij baanden zich een weg door drijfhout, sleepten voorraden en landbouwwerktuigen (zoals gereedschap om greppels te graven en ploegen met slechts één wiel) met zich mee; hun musketten geladen en gebruiksklaar. Het ligt voor de hand dat ze soms stopten om landinwaarts te turen, waar veenmoerassen vol riet en bloemen die ze nog nooit eerder hadden gezien zich voor hen uitstrekten. Een pad meanderde verder landinwaarts en leidde hen naar een Henri Rousseau-achtig landschap: dicht, mysterieus, onge rept woud met torenhoge eiken en pijnbomen; open gekapte plekken en weel derige oevers met een overvloedige bloemenpracht en wilde vruchten. Cypressen bij het water, wilgen in de moerassen. Wilde dieren: beren, vossen, bevers, ade laars, vis - heilbot, makreel, baars - en andere onbekende dieren in zulke grote aantallen, het was precies wat de prospectus hen had beloofd. Of wat de bloemrijke pennenvrucht van de schrijver was geweest. Het was in geen geval een onsamenhangende wildernis, maar een enorm mozaïek met daar in verweven natuurvolken. De kolonisten vestigden zich in het binnenland. Ze waren het voorjaar al misge lopen en moesten het land nog in gereedheid brengen - dat betekende bomen vellen en de stronken verbranden - voor de winteroogst en starten met de opbouw van hun "kleine republiek". Er ontstonden echter onmiddellijk spanningen waarop Plockhoy niet had gere kend. Hij had vriendelijke relaties voorzien met de inboorlingen, maar de plaat selijke Algonquins waren nogal van hun stuk gebracht door Plockhoys claims op hun land. Een aan de Amsterdamse magistraten geschreven brief vermeldde dat de oorspronkelijke bewoners "hadden verklaard de Nederlanders nooit land voor bewoning te zullen verkopen." Het land was al diverse malen doorverkocht (de laatste keer aan een groep Zweden) door voorbijtrekkende stammen die er waar schijnlijk geen claim op legden. De opmerkelijkste buren van Plockhoy in dit spaarzaam bevolkte gebied waren de Lenni Lenape en Nanticoke stammen. Zij werden afgeschilderd als lang, atle tisch, betrouwbaar en merkwaardig ontspannen. Zij beheersten lokale wateren waar ze visten, aan landbouw deden en jaagden. Volgens de Nederlandse geleer de Claes Wassenaer, die tussen 1630 en 1640 schreef: "Onder deze volken is wei nig autoriteit. Ze leefden bijna helemaal vrij." De Nederlandse kapitein Kornelis May (naar wie Kaap May is genoemd) komt de eer toe de Delaware Bay te hebben "ontdekt". Al veertig jaar voor Plockhoys komst bouwde hij Fort Nassau, bij het hedendaagse Gloucester, in New Jersey. Handelaren kwamen daar om rijk te worden met de handel in bont. Zweden en Finnen kwamen daar in 1631, maar de eerste permanente nederzetting was Pieter Minuits in 1638 gestichte kolonie Nieuw-Zweden, met Fort Christiana bij het tegenwoordige Wilmington. Lord Baltimore vestigde zich in de buurt en gebruik te de oorspronkelijk bewoners om de Nederlandse en Zweedse kolonisten voort durend te bestoken met het oog op een eventuele Engelse verovering. In de 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 34