Vermogen Susanna Maria Lonque was vermogend. Ze slaagde erin datgene dat ze door erfe nis en via haar echtgenoot verkregen had goed te beheren en zo haar vermogen te vergroten. Ieder jaar belegde ze een deel van haar inkomsten. Het grootste deel van haar bezit was belegd in obligaties. Het merendeel betrof obligaties van de Provincie Zeeland. Daarnaast obligaties ten laste van verschillende Zeeuwse polders, zowel in Schouwen-Duiveland als Zuid-Beveland en Tholen. Die van het Waterschap Schouwen waren verre in de meerderheid. Maar ook bezat ze obliga ties ten laste van de steden Zierikzee, Vlissingen en Den Briel, de provincies Holland, Friesland, Oost-Friesland en Groningen en Ommelanden alsmede de Republiek en het Graafschap Bentheim. Verder waren er lijfrenten en rentebrie ven in haar bezit ten laste van de Provincie Zeeland en de Republiek. Incidenteel had ze ook aandelen in de kamers Zeeland en Amsterdam van de Verenigde Oost-Indische Compagnie waarmee forse bedragen waren gemoeid. Bij de kamer Zeeland van de West-Indische Compagnie ging het om beduidend lagere bedra gen. Ook bezat ze 1/12 aandeel in de Nieuwe Meestoof te Bruinisse en een aan deel in de kruitmolen De Eendragt in Middelburg. Behalve de heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein en haar bezittin gen in Oosterland had zij van haar ouders een boerderij onder Piershil geërfd. Zij liet de hofstede in 1741 vernieuwen. Uit de nalatenschap van haar ouders kreeg ze ook een aandeel (1/8 deel in 1/4 deel) in de tienden van Dreischor en Maarland en kleine percelen tienden in verschillende heerlijkheden in Walcheren en Noord-Beveland. Zelf kocht ze tienden aan in Zuid-Beveland en land in de polder Bommenede en het Poortambacht van Zierikzee. In 1740 kocht ze 13/46 deel in een hofstede in Bommenede en de helft van een boerderij in Dreischor. Twee jaar later volgde de aankoop van de helft van een perceel bos in Noordgouwe. In 1747 en 1748 kocht ze stukken land in Dreischor. Ook onder Ouwerkerk kocht Susanna Maria een boerderij en land en onder Looperskapelle een perceel grond. Susanna Maria had ook aandelen in schepen. Zo kocht ze zich in 1749 in voor een kwart in de nieuwe vishoeker 'Sirjansland'. Al eerder had ze in een andere vishoeker, die 'Oosterland' heette, 1/8 deel verworven. Toen Susanna Maria over leed had ze bovendien 1/8 deel in de koopvaardijhoeker 'Den Jongen Stefanus' en l/'ló deel in een identiek schip, dat de 'Anna Maria' heette. Al deze schepen hadden Zierikzee als thuishaven. Haar beleggingen waren niet altijd lucratief. Een voorbeeld daarvan zijn deze aandelen in de vishoekers. Doordat de Zierikzeese visserij sterk terugliep brachten haar aandelen in de hoekers weinig of niets op. Op het eind van haar leven had Susanna Maria volgens haar eigen aantekeningen voor een bedrag van ruim 193.626 gulden geïnvesteerd. Veel van de transacties liet ze lopen via de Wisselbank in Middelburg. Susanna Maria hield minutieus haar inkomsten en uitgaven bij in een kasboek. Aan het eind van ieder jaar inventariseerde ze hoeveel geld ze op de bank in Middelburg en in kas had. Zo was het eindresultaat van haar optelsom eind 1742 het aanzienlijke bedrag van ruim 10.000 gulden. Susanna Maria bezat bovendien veel juwelen en ander goud en zilver waarvan de waarde werd getaxeerd op ruim 2500 gulden. De opgave van dat alles in de inventaris van de boedel, die na haar overlijden werd opgemaakt, omvat een lange lijst. Behalve zilveren gebruiksvoorwerpen waren er ook sieraden en parels. Het kostbaarste voorwerp betrof een gouden uurwerk. Verder bezat zij 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 44