Overlijden Op het eind van haar leven kwamen de lichamelijke ongemakken. Zo was Susanna Maria in 1751 ziek waardoor ze de chirurgijn van Oosterland, Gommer Verschueren. en dr. Jacob de Witte van Eikerzee uit Zierikzee nodig had. In juni 1752 ging ze op reis naar Gelderland. Ze kwam zwaar verkouden terug. De zoe ven genoemde chirurgijn en arts deden opnieuw hun best de zieke bij te staan. Weliswaar knapte Susanna Maria weer op, maar het bleek van tijdelijke aard te zijn. De laatste uitgaaf in haar kasboek dateert van 23 augustus 1752. Aan een 'arm mens' had ze een fooi gegeven van 11. 2,60. Op 1 september 1752 kwam zij te overlijden, juist op haar 53e verjaardag. De begrafenis vond plaats overeenkomstig haar stand. Het was de wens van Susanna Maria geweest om te worden begraven bij haar ouders in de kerk van Oosterland. De toegang tot de grafkelder moest daartoe worden aangepast door metselaar Jacob Swaen uit Zierikzee. Vier vrouwen zorgden voor het afleggen. Veertien dragers waren beschikbaar, die ieder een gouden dukaat, een hoed, een rouwmantel en een paar handschoenen ontvingen. Zes knechts fungeerden als lijkbidders. Ook liepen armmeisjes in de stoet mee. De meest opvallende figuur in de begrafenisstoet was de wapendrager, die de wapens van Susanna Maria droeg. De Zierikzeeënaar Isack Korbeel had de wapens gesneden, Jan Rhodius had ze geschilderd en Adriaan van den Ende vervaardigde de wapenkassen. Schoolmeester Jasper van der Gouwe zorgde voor het luiden van de klok. Zijn collega Cornelis Vijverberg deed hetzelfde in Sirjansland. Epitaaf Al lang voor haar overlijden, toen Susanna Maria Lonque zo'n 45 jaar oud was, was bij haar het denkbeeld gerezen een aan haar gewijde epitaaf te laten aan brengen in de kerk te Oosterland. Ze liet daarvoor in 1743 via de stadsarchitect van Middelburg, J. de Munck, contact leggen met de in die tijd befaamde archi tect Jan Pieter van Baurscheit junior (1699-1768) in Antwerpen. Van Baurscheit was niet alleen in Antwerpen en omgeving bekend geworden, maar ook op Walcheren waren vooral huizen naar zijn plannen gebouwd. Susanna Maria Lonque zal ook om andere redenen op het spoor van Van Baurscheit zijn gezet. Van Baurscheits vader had het grafmonument van Francois van Bredehoff en diens echtgenote Cecilia de Jonge van Ellemeet, de tante van Susanna Maria, in de kerk van Oosthuizen (Noord-Holland) geleverd. Ook twee epitafen in de kerk van Burgh waren vervaardigd door Van Baurscheits senior. Van Baurscheit junior vervaardigde een ontwerp, dat de goedkeuring van Susanna Maria kon wegdra gen. Zij ging in 1750 met haar neef Van Citters naar Van Baurscheit in Antwerpen om hem opdracht te geven. Afgesproken werd dat de architect een aangepast ontwerp zou maken. Die herziene versie liet echter lang op zich wachten. Toen Susanna Maria Lonque overleed was de epitaaf nog niet gereed. Dat de aflevering erg lang duurde, was gelegen in de omstandigheid dat Van Baurscheit meer dan twee jaar ziek was waardoor het werk op zijn atelier stagneerde. Eerst begin 1753 kon hij verder werken aan het monument. Voor het rangschikken van de zestien kwartierwapens had Van Baurscheit deskundig advies ingewonnen in Brussel. Nodig was nog een passend opschrift. Ds. Van Cleeff vervaardigde daar voor in 1754 drie teksten. Daaruit maakte mr. Jacob van Citters een keus, die ver volgens op het monument werd aangebracht. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 56