De erfenis De dag na haar overlijden, op 2 september 1752, werd het besloten testament van Susanna Maria Lonque geopend in het Heerenhof te Oosterland. Op verzoek van mr. Jacob van Citters verbrak notaris Jacobus van IJsselsteijn de zegels en las het testament voor. Om te zorgen voor een correcte afwikkeling nam Van Citters de nodige voorzorgen. Op 9 september benoemde hij door middel van een nota riële akte mr. Anthonie Ockersse tot medevoogd over de minderjarige erfgena men van Susanna Maria Lonque. Op de 22ste van die maand had notaris Van IJsselsteijn zijn handen vol. In een door hem opgemaakte akte verklaarden Ockersse, optredend namens zijn minderjarige dochter Cornelia Martha, met Jacoba Magdalena Ockersse dat ze het testament van Susanna Maria in alles zou den nakomen. Tevens verbonden zij de nodige obligaties als borgstelling voor de uitvoering. In een andere akte verklaarde Jacoba Magdalena, geassisteerd door haar vader, dat indien zij en haar zus zonder kinderen kwamen te overlijden, de heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein zouden komen aan Van Citters. Ook Cornelia Martha verklaarde hetzelfde in een afzonderlijke akte. Tenslotte liet Ockersse vastleggen dat hij bij overlijden van zijn kinderen de heer lijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein naliet aan Van Citters. Op 13 oktober lieten zowel Cornelia Martha, die kort tevoren 15 jaar was geworden, als Jacoba Magdalena hun testament vastleggen. Daarin wezen ze hun vader aan als erfgenaam. Notaris Van IJsselsteijn was aangesteld om de beide executeurs te assisteren waarvoor hij een bedrag van 1600 gulden zou ontvangen. De notaris toog aan het werk om de boedel te inventariseren en door middel van taxateurs de waar de van diverse eigendommen te laten bepalen. Ook maakte hij een opgave van het onroerend goed, alle effecten en het aanwezige geld. De boedelinventaris kwam op 5 oktober gereed. Vervolgens werd een inventaris vervaardigd van de goederen, die toevielen aan Jacoba Magdalena en Cornelia Martha Ockersse. Deze kwam op 18 november 1752 gereed. Op diezelfde dag stelden de execu teurs ook de voorwaarden vast voor het verdelen van deze goederen. Voor deze verdeling was het bezit gesplitst in twee gelijke delen van ieder 216.672,02 Vz, die werden aangeduid met letters A en B. Behalve door de executeurs werden deze stukken ook getekend door de toekomstige erfgenaam Jacoba Magdalena Ockersse. Ongetwijfeld zijn het haar vader en achterneef Van Citters geweest, die haar vertelden dat ze voortaan bij het tekenen de naam van haar nieuwe bezit moest toevoegen. Daarom tekende ze Jacoba M. Ockersse D'Oosterland. Mr. Anthonie Ockersse tekende namens Cornelia Martha, die nog minderjarig was. Meteen daarna werd overgegaan tot loting. Jacoba Margaretha kreeg 'bij blinde loting' kavel B. die onder meer de boerderijen, herberg en gronden in Oosterland en de hofstede in Piershil omvatte. Haar zusje kreeg een deel van de tienden, het huis in Zierikzee, met het huisje aan de Wevershoek, het aandeel in de zandweg bij Domburg en de twee aandelen in de vishoekers. Ook de meubels werden op diezelfde dag verdeeld. Omdat Cornelia Martha het huis in Zierikzee had gekre gen. ontving ze een groot deel van het meubilair. Jacoba Magdalena kreeg het meubilair in het Heerenhof en de vijftien portretten en de drie schilderijen, die in het huis te Zierikzee hingen. De 26 portretten van de familie Verheije en hun aanverwanten, die hingen in het Heerenhof zouden moeten overgaan naar mr. Jacob van Citters. Dit ingevolge een bepaling, die was gemaakt door Jacob Verheije, de grootvader van Susanna Maria Lonque. Van Citters stond deze por- 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 58