Bergen op Zoom en zeer waarschijnlijk familie. Hij was als weduwnaar gehuwd
met Hugonia de Kater en woonde Oude Haven D 378 (thans 41). Hij werd in
1786 als winkelier vermeld.
Hoe het Cannenburg in zijn beginperiode verging is moeilijk te achterhalen. "We
komen hem tegen als ondertekenaar van het patriottisch getint stuk, dat door 218
burgers werd ondertekend en aan de Raad werd aangeboden. In dit stuk wordt
hij "koornwasscher" van beroep genoemd. Dit zou vermoedelijk te maken kun
nen hebben met de aanvraag van 7 juli 1774 aan de Raad van Zierikzee. Jan van
IJsselsteijn vroeg de Raad toestemming voor het oprichten van een korenwasserij.
Dit zou ten voordele zijn van de makelaars en handelaars in granen, als ook van
het Sint Jans- of Karliedengilde. We moeten hier denken aan een behandeling
van de granen tegen de korenboktor Calandra Granaria en haar larven. Deze
bewerking vond men noodzakelijk om een goede kwaliteit van de graansoorten
te waarborgen. Dit bedrijf was van belang voor Schouwen-Duiveland als graan
producent, temeer om tijdens het verdere transport per schip gevrijwaard te blij
ven van deze vernietigende insekten. Het bedrijf was gevestigd in de Lange Sint
Janstraat en alleen bekend onder het oude nummer C 218 (thans niet meer
bestaand). Zoals gebruikelijk namen meer participanten deel in het bedrijf, zoals
dit bij meestoven, molens en vissers- en koopvaardijschepen ook het geval was.
Hoogstwaarschijnlijk had Cannenburg de dagelijkse leiding over dit bedrijf. We
nemen aan dat de machtige regent Van IJsselsteijn dit uit handen gegeven heeft.
Als Heer van Renesse en Moermond zou het waarschijnlijk ook ver beneden zijn
stand zijn zich direct met het bedrijf te bemoeien.
Voor de gevolgen van het Zierikzeese oproer van 1787 werd Cannenburg
gespaard. In de lijst van personen die schade hadden geleden komt hij niet voor.
Op een gegeven moment blijkt dat Cannenburg de wasserij van Van IJsselsteijn
heeft overgenomen. De korenwasserij was inmiddels uitgebreid met een moute
rij. Cannenburg verkocht in 1798 dit gehele bedrijf aan Dirk Renou, die reeds
eigenaar was van een azijnmakerij in de Weststraat C 3 (thans 37). Kort daarop
werd dit bedrijf noodlijdend en ging ter ziele.
Waarschijnlijk was er geen behoefte meer aan zo'n bedrijf, want volgens de
opgaven uit de enquête van 1819 betreffende de gehele Nederlandse Nijverheid
telde alleen Zuid-Holland nog vier korenwasserijen, waarvan er twee in Dordrecht
gevestigd waren.
67