Bataven en schepen onder vreemde vlag, 1795-1806 We zijn nu aangeland in de tijd dat Cannenburg zich met de vrachtvaart gaat bemoeien. Toen, tijdens de omwenteling van 1795, de uitvoer van korenproduk- ten van stad en eiland aan banden werd gelegd, verzocht Cannenburg de Raad toestemming voor de verzending van een partij graan die eigenlijk niet meer voor consumptie geschikt was. Verder lezen we dat in datzelfde jaar een lading Oosterse tarwe werd gevorderd op last van de stad. Het was de lading van het schip 'Zierikzeesch Welvaren', dat onder directie van Cannenburg stond. Dit alles duidt erop dat Cannenburg zich met de handel van landbouwprodukten bemoeide. Het zal niet ver bezijden de waarheid zijn dat Cannenburg op deze manier bij de scheepvaart betrokken raakte. We krijgen hier te maken met het vervoersprobleem van cle koopman. Om niet afhankelijk te zijn van beurtschip pers en rederijen, had Cannenburg besloten om het vervoer in eigen hand te nemen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelfstandig te kunnen opereren. Dit had het voordeel, dat hij snel kon reageren op wat de markt vroeg. Op die manier rolde hij de zeehandel in. Hij kon daardoor zelf produkten importeren, die op de vraag van de markt waren afgestemd. Wanneer Cannenburg in rederijzaken ging, is niet meer exact vast te stellen. In de registers van de Slavenkas troffen we in 1790 voor de eerste keer een schip onder zijn directie aan. In 1793 kwam Frankrijk in oorlog. De schepen die zich op dat moment in Franse havens bevonden werden onder embargo geplaatst. Kapingen van schepen door de Fransen waren aan de orde van de dag. Van de Nederlandse handelsvoot wer den in totaal 140 schepen in beslag genomen. Ook Cannenburg werd het slacht offer van deze Franse kapingen. De bomschuit 'Regt door Zee' werd op 21 juni 1793 gekaapt door een Franse kaper en in Duinkerken opgebracht. Het schip was op reis van Zierikzee naar Londen. Het werd voor twee matrozen van dit schip een langdurige kwestie, want zij zaten ruim 66 weken in hechtenis. De tweede kaping was van de koopvaardijhoeker 'De Hoop' onder gezag van schip per Barend Lon. Dit schip was op weg van Zierikzee naar Setübal in Portugal. Het werd overvallen door een fregat met 34 stukken en naar Brest opgebracht. Op het eerste gezicht was Cannenburg in 1795 boekhouder van vier koopvaardij schepen. Zeker is dit echter niet. Uit de Slavenkasregisters weten we dat Cannenburg in 1798 'De Vreede' nog in dienst had. De schepen 'Regt door Zee' en 'De Hoop' waren voor 1795 reeds gekaapt door de Fransen. Het probleem is dat we niet weten of deze schepen aan de rechtmatige eigenaar werden terugge geven. Deze twee schepen kwamen we niet meer tegen in de archivalia, zodat dit op confiscatie door de Franse staat zou kunnen duiden. Financieel hoefde het verlies van beide schepen voor de eigenaar nog geen ramp te zijn; de meeste schepen waren in die tijd geheel verzekerd. Op 3 mei 1795 besloten de aandeelhouders van de driemasthoeker 'Zierikzeesch Welvaren' het schip te verkopen. Dit schip stond reeds in 1792 onder directie van Cannenburg. Hij had reeds aandeel in dit schip en besloot het gehele schip te kopen. Op de openbare verkoop gaf hij de scheepstimmerman Johannes Mommaas opdracht dit schip te kopen voor zijn rekening. Het moet een der grotere koopvaardijschepen zijn geweest, maar met zijn drieëntwintig jaar een bejaard schip. Het was in 1772 in Rotterdam gebouwd en het werd in Zierikzee verkocht voor iets meer dan 766 pon den Vlaams, wat omgerekend rond de 4.600 gulden beliep. Vermoedelijk heeft Cannenburg het schip omgedoopt in 'Sandthorst'. Deze driemaster kwamen we rond 1800 onder zijn boekhouderschap tegen. Het bleef tot april 1802 bij hem in de vaart. 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 70