Het maritieme klimaat in Zierikzee was in 1795 nog redelijk. Groeneijk schreef in zijn Kronijk van Zierikzee: "Dat onder het Bataafsche bewind en zelfs onder het gematigd bestuur van Lodewijk Napoleon, het met de koophandel va?i deze stad niet onvoordelig ging"De zeevaart werd ondanks de oorlog met Engeland onder neutrale vlaggen gaande gehouden. Het vermoeden bestaat, dat de Zierikzeese rederijen kort na 1795 hun schepen onder neutrale vlag lieten varen. De eerste keer dat officieel over dit fenomeen werd gerept, wras in de raadsnotulen van 16 november 1795. Hierin verzochten Cannenburg en De Kanter aan de Raad om vrijstelling van loodsgelden voor hun schepen. Deze voeren onder vreemde vlag. We weten dat begin 1800 verschillende schepen onder Deense en Pruisische vlag voeren. De reden dat er voor de Slavenkas in die jaren geen gelden binnenkwamen vond zijn oorsprong in het feit dat het Fonds alleen Zierikzeese schepen toeliet. In feite waren de Zierikzeese schepen buitenlandse schepen geworden en ook hun boekhouders waren juridisch burgers van een ander land. Na 1800 accepteerde de Slavenkas dit verschijnsel en alles was weer bij het oude. De neutrale vlaggen boden bescherming tot het aflopen van het bestand in 1803 (Vrede van Amiens). In de meeste gevallen werden de vlaggen door de vijand geëerbiedigd. Cannenburg prefereerde de Pruisische vlag voor zijn schepen. Dit kwam bij hem tot uitdrukking in de scheepsnamen. Er werd gesproken over de 'Ceres van Altona', het 'Fortuijn van Greetsiel' en de 'Stad. Norden', genoemd naar havenplaatsen in Oost-Friesland, dat toen bij Pruisen behoorde. Niet iedere neutrale vlag dekte in de loop van de oorlog de lading. Een en ander had te maken met de expansiedrift van Napoleon naar het Oosten. Ook politieke incidenten met Frankrijk konden een reden zijn dat de neutraliteit niet meer gewaarborgd werd. Dit was voor de Nederlandse rederijen een ware nachtmerrie, daar van de één op andere dag de neutraliteit kon wegvallen. Vanuit het middelste pand Oude Haven A 375 thans 15) werd het handelshuis Cannenburg bestuurd. Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland). 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 71