Men nam dan op het laatst zijn toevlucht tot ministaatjes, die te klein waren om
bij de oorlog betrokken te raken. Varel, Papenburg en Kniphausen hadden een
bekende klank in de scheepvaartwereld. Vooral Kniphausen was een populaire
vlag in die dagen. Door middel van agentschappen konden reders zich in een
handomdraai van Kniphauser scheepspapieren en burgerbrieven voorzien. Deze
toestand duurde tot Napoleon ingreep met het Decreet van Milaan (17 december
1807). Op het einde van de Bataafse Republiek (1806) voerde het handelshuis
Cannenburg het boekhouderschap over drie zeeschepen. Het waren de 'Ceres'
(van Altona), de 'Harmonie' en de 'Stad Norden'.
Een Bataaf met problemen
Toch had ook de succesvolle Cannenburg zo zijn zorgen. Uit deze echt werd een
kind geboren, dat begin 1780 werd begraven in de Sint Lievensmonsterkerk.
Verder bleef het huwelijk kinderloos. Zijn huwelijk met Hester Sevenhuijsen liep
volledig op de klippen. Op 27 oktober 1795 passeerde voor de schepenen van
Zierikzee een akte van echtscheiding. Het moet voor beiden wel veel voeten in
de aarde gehad hebben om tot deze scheiding te komen. Zoiets kwam in die tijd
bijna niet voor en zeker niet in een kleine gemeenschap met een grote sociale
controle.
Hester Sevenhuijsen vertrok uit Zierikzee. Op 20 maart 1811 werd voor notaris
Dignus Boom een verandering ten gunste van haar gemaakt. Volgens de oude akte
trok zij wekelijks drie zilveren rijksdaalders; dit zou veranderd worden in een uit
kering ineens van 8.000 Francs, waarbij zij afstand deed van alle aanspraken op de
boedel. Zij woonde toen in Vendöme in Frankrijk.
In 1794, reeds voor de scheiding, kwam er een andere vrouw in het huis van
Cannenburg. De komst van Huberdina Voorbeitel in dit huis zou verstrekkende
gevolgen hebben. Mogelijk was zij familie van Cannenburg, want zij was een doch
ter van Wilhelmus Voorbeitel en Geertruida Cannenburg. Zij was geboortig van
Bergen op Zoom en zag het levenslicht aldaar op 21 november 1764. Vermoedelijk
kwam zij als huishoudster, want het is goed mogelijk dat Hester Sevenhuijsen reeds
voor de scheiding vertrokken was. Volgens haar attestatie kwam Huberdina op 27
juni 1799 kerkelijk over van Dordrecht. Vermoedelijk is de attestatie verlaat binnen
gekomen want op 4 november daaropvolgend, schonk zij het leven aan een zoon,
genaamd Willem, die gedoopt werd in Zierikzee op 10 januari 1800. Van deze
onechte zoon was Willem Cannenburg de natuurlijke vader. In het doopboek van
de Waalse Kerk werd echter als naam van de vader Willem Harrison opgegeven.
Volgens P.D. de Vos heeft men die aantekening later onleesbaar gemaakt. Toch was
Willem Cannenburg wel degelijk de vader van het kind. Ruim 25 jaar later kreeg
Willem Voorbeitel bij Koninklijk Besluit van 16 april 1825 toestemming de geslachts
naam Cannenburg te voeren. Zijn natuurlijke vader gaf hiervoor zijn toestemming.
Willem Cannenburg woonde op de Oude Haven A 375 en A 376. Ook was hij
eigenaar van het grote huis Oude Haven A 418. Hij had dit pand op 7 maart 1791
gekocht voor 1.000 ponden Vlaams (circa 6.000 gulden) toen dit geveild werd,
voor de Overman van Zierikzee, uit de boedel van Gillis van IJsselsteijn. Dit huis
werd tot 1820 verhuurd waarna hij het zelf tot zijn dood, betrok.
Na de omwenteling van 1795 werd Cannenburg bestuurlijk actief. Hij werd in dat
jaar gekozen in de Municipaliteit (gemeenteraad), was schepen en raad en had in
die hoedanigheid zitting in de Kamer van Politie en Financiën. Dit waren advies
commissies van de gemeente.
70