Op 29 februari 1796 werd Cannenburg aanbevolen tot bevoorrader van het Franse leger op Schouwen-Duiveland. Dit naar aanleiding van het bezoek van twee burgers van het Comité van Administratie van de Franse troepen in Den Haag. Zij zochten een keurig en vertrouwd persoon, die op rekening van het comité de noodzakelijke aankopen kon verzorgen voor de Franse troepen, die hier in garnizoen lagen. Cannenburg liet gedeelten van de inkopen openbaar aanbesteden. Zo leverden verschillende burgers hun waren aan het garnizoen. Zij werden dan aannemers van de "vivres" (levensmiddelen), de "fournituren" (gebruiksgoederen) en de "fourage" (voeder voor paarden). Legerleveranciers waren van nature meestal corrupt en berekenden grove winsten. Het zou een utopie zijn, als de Zierikzeese leveranciers zonder zonden zouden zijn. Cannenburgs opdracht was om alles te controleren en in goede banen te leiden. Door de slechte betaling van hogerhand was dit een verre van benijdenswaardige taak. Ook de financiële afwikkeling van het inkwartieringsgeld, dat door de gemeente aan de burgers werd betaald, behoorde tot zijn zaken. Dit was, als we de gere gelde klachten van Cannenburg mogen geloven, ook geen benijdenswaardige baan. Ook de uitbetaling der inkwartieringskosten stagneerde. Men had van hogerhand de betalingen uitgesteld wegens de enorme tekorten waar de Bataafsche Republiek mee kampte. Uit hoofde van zijn functie klaagde Cannenburg meermalen zijn nood aan de Raad van Zierikzee en dreigde deze banen neer te leggen. Toch zal dit dreigement zo'n vaart niet hebben gelopen, want bij al die leveranties zal wel iets aan de strijkstok zijn blijven hangen. Gezicht op de rede van Zierikzee. Anonieme wale werf tekening 18de eeuw. (9,4 x 15 cm). 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 73