het hoge Franse invoerrecht (50%) en we kunnen spreken van een volledige
stagnatie. De toen Franse districten Brabant en Vlaanderen, vanouds de grootste
afzetgebieden van de Zierikzeese handelshuizen, waren door deze belasting
maatregel als afzetmarkt weggevallen. Wel bleven de markten in Holland bereik
baar, zodat het overschot aan landbouwprodukten kon worden afgezet. Het was
echter niet louter kommer en kwel. Het Franse controlesysteem, de opgeroepen
kustwachters, en de legering van troepen, brachten indirect werkgelegenheid met
zich mee. Tevens mag men aannemen, dat een gedeelte van de koopmansstand
zich in de sluikhandel had begeven. Hoewel er geen bewijzen zijn te leveren, is
het niet onwaarschijnlijk dat Cannenburg zijn aanzet tot vermogen in die tijd ver
diende. Ook van de koekbakker Jacobus Dekker zijn er aanwijzingen, dat hij zijn
enorm vermogen tijdens die tijd met de smokkelhandel verdiende. De tabakshan
delaar Francois van Hilst, tijdens de "inlijving" in Zierikzee tabaks-entrepothou
der van de Keizerlijke Regiefabriek, liet bij zijn overlijden het buiten "De Haan"
na. Het was een "herenbehuizing" onder Noordgouwe die ruim 8 ha. groot was.
Onwillekeurig vraagt men zich af, of smokkel en corruptie deel uitmaakte van
het leven van Van Hilst. We zouden meer inwoners kunnen noemen, maar we
willen slechts aantonen dat ook tijdens moeilijke jaren er altijd nog lieden
bestaan die bij een slechte tijd goed garen wisten te spinnen.
Een dalend bevolkingscijfer is in de regel het gevolg van een economische
verslechtering. Dit fenomeen werd in Zierikzee tijdens de "inlijving" niet gecon
stateerd. Boven verwachting groeide de bevolking met 72 zielen. Zeker, er was
een achteruitgang, maar of deze desastreus te noemen was, is nog de vraag.
Vermoedelijk is de verminderde werkgelegenheid in de zeescheepvaart, schelp
diercultures en de visserij opgevangen door de landbouw, die arbeidsintensief
was en rond die tijd goede jaren kende. Voor stad en eiland waren de landbouw
produkten de kurk waarop de handel dreef. Voorts weten we dat ook tijdens de
Franse periode de armen nog "bedeeld" werden en de dijken onderhouden kon
den worden. Zelfs de stadsrekening over 1813 sloot met een positief saldo van
zo'n 3-300,-. Dat wil niet zeggen dat Zierikzee geen schulden had. Er stond aan
leningen nog het nodige open, maar de renten en aflossingen werden jaarlijks
wel uit de inkomsten betaald. Ook de raadsnotulen meldden geen verontrusting
aangaande de zorg voor armen of een dreigende verarming van de bevolking.
De veronderstelling van velen, dat Zierikzee en haar bevolking in de Franse
periode totaal verarmd was, is ons inziens ver bezijden de waarheid. Van
Borrendam, De Crane en Cannenburg overleefden met totaal vier schepen de
Franse tijd. Reeds kort na de bevrijding voeren hun schepen weer uit naar de
Europese havens. Deze, door de wol geverfde zeehandelaren, begonnen met
nieuw elan aan een nieuw tijdperk.
Armoede in vrijheid, 1814-1830
Op 30 november 1813, 's middags om vier uur, zette prins Willem Frederik voet
aan land op het strand van Scheveningen. De Oranjeprins betrad het vaderland
op ongeveer dezelfde plaats als vanwaar hij met zijn vader in 1795 was vertrok
ken. Hij werd bijgestaan door dezelfde Scheveningers die er negentien jaar gele
den ook bij waren. Deze landing behoort nu tot de klassieke taferelen van onze
vaderlandse geschiedenis.
Dit alles vond plaats in een tijd dat de Fransen Holland ontruimden. Holland was
nog niet geheel door de Fransen verlaten en verschillende vestingsteden waren
75