beslommeringen vond hij nog steeds tijd om zich bestuurlijk met de stad te
bemoeien. Rond 1822 vond er echter een verandering plaats. Het feit dat hij rond
die tijd verhuisde naar het grote herenhuis Oude Haven A 418, zou er op kunnen
wijzen dat hij zijn zoon, Willem Voorbeitel, in zijn zeezaken had betrokken. Zijn
oucle huis, Oude Haven A 375, werd toen door zijn natuurlijke zoon en zijn
vrouw betrokken. Bekijken we de scheepsreizen uit die tijd, dan kunnen we
vaststellen dat het handelshuis floreerde. Er werd gemiddeld met vier schepen
gevaren. Door de inbreng van Willem Voorbeitel was het voor de inmiddels 69'
jarige Cannenburg mogelijk geworden het wat kalmer aan te doen. In dit verhaal
past dan ook de stap die beiden in 1825 namen. De door hun beiden aangespan
nen zaak leidde er toe, dat bij Koninklijk Besluit van 16 april 1825, vergunning
werd verleend aan Willem Voorbeitel om de geslachtsnaam Cannenburg aan te
nemen. Zo werd hij gerechtigd te tekenen als Willem Voorbeitel Cannenburg.
Willem Voorbeitel was in december 1818 in Bergen op Zoom gehuwd met
Johanna Hendrika Christina van der Weijde. Willem was 18 jaar toen hij huwde,
zij was acht jaar ouder en geboortig van Middelburg. De familie Voorbeitel
Cannenburg kreeg in totaal vier kinderen, waarvan er slechts twee in leven ble
ven. Op 30 maart 1829 kwam zijn vrouw te overlijden en hij bleef met zijn zoon
Willem (1821) en zijn dochtertje Huberdina (1828), nog slechts een baby, achter.
Ook bij welgestelden kon het noodlot hard toeslaan.
Eind 1813 hadden de gezamenlijke Zierikzeese handelshuizen vier koopvaardij
schepen in de vaart. Na een eerste opleving van de handelsvaart, kort na de be
vrijding van de Fransen, was dit getal in 1821 tot acht schepen uitgegroeid. Een
zekere kentering van het aantal was toen reeds ingetreden. Begin 1830 was de
handelsvloot op zijn retour en het ging snel bergafwaarts. Er waren toen nog
maar drie zeeschepen in de vaart. M.C. de Crane was de eigenaar van het kof
schip 'Wilhelmus Jeanne'. Dit schip zou tot 1834 in zijn dienst blijven. Het ver
ongelukte op de Engelse kust. Cannenburg had de oude 'Ceres' en de oude
omgebouwde vishoeker 'Vreede' nog in de vaart.
Begin maart 1830 vertrok Jan van der Harten voor de tweede maal naar Sint
Petersburg. Het was Cannenburg en Van der Harten ter ore gekomen dat er een
faillissement van de firma Schlüsser Co. in de lucht hing. Via de bemoeienissen
van de Russische vice-consul in Rotterdam kon de reis gemaakt worden.
Deze keer reisde hij gedeeltelijk over land. Cannenburg had op Schlüsser een
grote vordering voor nog niet betaalde, geleverde meekrap. Het reisverslag
sprak; "dat Cannenburg voor een zeer grote en aanzienlijke som crediteur van
Schlüsser was".
Op 8 mei liet Van der Harten aan Cannenburg weten dat de slepende zaak was
beklonken. De geleverde meekrap was door Van der Harten weer teruggekocht
van de curatoren van Schlüsser.
Op 17 april 1830 vertrok de op 21 november 1829 binnengelopen 'Ceres' naar
Sint Petersburg om de losgekochte vracht te halen. Schipper Jan Bartelse draaide
met de hoeker op 10 december 1830 de Zierikzeese haven binnen. Het schip
kwam via diverse plaatsen, het laatste van Vila Nova (Spanje) en was bestemd
voor Rotterdam. Bij de aankomst nam Willem Voorbeitel Cannenburg reeds de
zaken waar. Op 12 mei 1830 overleed de "Oude Heer" op ruim 81-jarige leeftijd
om één uur in de namiddag in het grote huis Oude Haven A 418. Zoals dat gaat
als een nieuwe generatie de volledige zeggenschap krijgt, wordt er eerst geïnven
tariseerd en opgeruimd. Niet anders ging het met het handelshuis van
78