Het wegtrekken uit Zierikzee van Willem Voorbeitel Cannenburg zal economisch
zijn gevoeld. Tal van burgers zouden cle gelden missen die dit handelshuis in
Zierikzee besteedde. Ook de gemeente was verstoken van de inkomsten die dit
rijke handelshuis opbracht. Op 7 juli 1836 hertrouwde de nog jonge Cannenburg
in Amsterdam met Alida Clasina Cornelia Kühn. In zijn eerste Amsterdamse jaren
begaf Cannenburg zich weer in de scheepsrederij. Onder zijn boekhouderschap
bracht hij de brik 'De Jonge Willem', genoemd naar zijn zoon, in de vaart. De
brik stond onder gezag van kapitein Cornelis van cle Mussel, de voormalige
schipper van de 'Vreede'. Omdat Van de Mussel bleef betalen aan de Slavenkas
zijn hierdoor nog enige verder gegevens bekend geworden. Volgens overleverin
gen in de familie Cannenburg is dit schip in circa 1837 verongelukt.
Zo eindigen wij hier de geschiedenis van een groot zakenman die gedurende
meer dan een halve eeuw, in positieve zin, zijn stempel op Zierikzee heeft
gedrukt
Bespiegelde epiloog
De problemen die begonnen tijdens de Bataafsche Republiek in 1795, vond zijn
hoogtepunt in 1810-1813 tijdens de "Inlijving". Deze drie desastreuze jaren had
den tot gevolg dat, na de omwenteling in begin 1814, de zaken door de
Zierikzeese bestuurders en de bevolking met elan werden aangepakt. In het
tweede decennium van de 19de eeuw belanden we in een stabilisatie, als reactie
op het voorgaande tijdsgewricht.
Oppervlakkig bezien scheen dit, ook in Zierikzee, te leiden tot een gezapigheid
die ook bekend is uit de beschrijving van de Camera Obscura. Maar het raadple
gen van de stedelijke bronnen leert dat de zaken toch iets genuanceerder lagen
als werd gedacht. Na de periode 1814-1820, die zich kenmerkte door zijn kapi
taalintensieve investeringen (havenwerken; de Nieuwe Visserij), begon de
bevolking de druk van de uitstaande schulden te voelen. Kenmerkend gevolg
voor het verdere verloop in deze jaren was de geleidelijke koopkrachtverminde
ring van de laagstbetaalden. De belasting en belastingen op de eerste levensbe
hoeften, die een uitvloeisel waren van de wederopbouw, drukten op die bevol
kingsgroep relatief het zwaarst. Voeg hierbij nog de sanering van cle stedelijke
schulden en de ingrediënten voor een algemene verarming waren, ondanks de
maatregelen van de stad levensgroot aanwezig. Op langere termijn mondde dit
uit in een totale verarming.
Ook de stedelijke financiën moesten, vanwege de schuldsanering, met een strak
ke hand worden beheerd. Meermalen waarschuwde de stedelijke ontvanger, via
de "Courant", dat bij in gebreke blijven de gemeente met harde hand zou moe
ten optreden; "men zou niet schuwen, om door middel van openbare verkoop, de
verschuldigde gelden te innen". Dit leidde bij verschillende middenstanders tot
een faillissement. Ook zij leden onder de geleidelijke koopkracht vermindering
die de laagstbetaalden trof. In de meeste gevallen betrof het de winkeliers en
grutters die aan deze stand leverden.
Dit tijdvak werd dan ook gekenmerkt als de vooravond van een periode van
minimale economische groei. Deze periode zou voor geheel Zeeland tot ruim na
de Tweede Wereldoorlog duren, aldus M.C. Verburg in zijn proefschrift over de
economische ontwikkeling in Zeeland gedurende de periode 1940-1990. Toch
zou het verval in Zierikzee slechts sluipend zijn weg vinden. De stad vervulde
een eilandelijke marktfunctie, wat wil zeggen dat veel in Zierikzee werd aange-
80