Toose vindt hij ook geschikt. Zijn volgorde wordt Meder, Van den Bosch, Toose. Maar dan rijst een probleem. Op zaterdag 7 februari gaan de brieven en het advies van de Inspecteur naar de Commissie van Toezicht. Op dezelfde dag laat die weten, dat ze om 'een behoorlijk gemotiveerd oordeel (over de kandidaten) te kunnen vellen', ook over de bijlagen bij de sollicitatiebrieven moet kunnen beschikken. Op maandag 9 februari stellen B. W., kennelijk zonder het advies van de Commissie af te wachten, een voordracht op, waarbij ze de inspecteur volgen: 1. Meder, 2. Van den Bosch, 3. Toose. Op diezelfde dag krijgt de Commissie per brief te horen, dat ze de bijlagen niet te zien krijgt. De openbaar making van de voordracht moet op die negende plaatsvinden, dan hebben de sollicitanten nog een week om, als ze dat willen, 'de heeren leden van den Raad te bezoeken'. Als de openbaarmaking nog een paar dagen moet blijven wachten, dan ontbreekt de tijd voor die bezoeken of moet het raadsbesluit uitgesteld worden. Op 14 februari antwoordt de Commissie dat ze niet overtuigd is van het spoed eisende karakter van de procedure en dat het verleden geleerd heeft dat het vol gen van het advies van de inspecteur lang 'niet altijd in het belang van onze inrichtingen van M.O. is geweest'. Het helpt kennelijk niet want op 16 februari 1891 komt de Raad bijeen. Agendapunt 21 luidt: 'Benoeming leeraar Ned. taal en letterkunde H.B. school en Ned. taal Burgeravondschool.' De behandeling van dit agendapunt is opnieuw niet onproblematisch. Er is zelfs een gesloten gedeelte nodig om eruit te komen. Dan kan er gestemd worden: Van den Bosch haalt het gemakkelijk. Gedateerd Zierikzee, 27 Febr. 1891 deelt Van den Bosch mee de benoeming aan te nemen. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Zierikzee. In antwoord 'op Uw daartoe betrekkelijke missieve, heb ik de eer UEdAcbtb. te berichten, dat ik mijne benoeming tot leeraar in de Nederlandsche taal en letter kunde aan de Hoogere Burgerschool en in de Nederlandsche taal aan de Burgeravondschool, aanneem en den 10 Maart a.s. mijne betrekking hoop te aan vaarden. Hoogachtend heb ik de eer te zijn UwDwDr. J.H. van den Bosch. Op dinsdag 10 maart begon hij zijn betrekking. Als hij het rooster van De Weerci volgde, gaf hij zijn eerste les om 11 uur aan de eerste klas van de H.B.S. (acht jongens) en zijn tweede om 14.00 uur aan de derde (11 jongens en het meisje G.C. Adama). De eerste brief in het Zierikzeese corpus van 107 poststukken is gedateerd 13 maart, de vrijdag daarop; hij had toen om 15.00 uur zijn tiende les gegeven - negen op de H.B.S. en één in de tweede klas van de Burger Avondschool (voortaan B.A.S.) -, ook weer in cle eerste klas. Ruwweg een derde van die brief gaat over redactiezaken; dan evalueert hij in zes regels zijn onderwijs. Over de leraren schort hij zijn oordeel nog op, al vermoedt hij dat het team niet erg 'gebildet' handelt volgens zijn en Hettema's normen. Vervolgens wijdt hij een lovende passage aan Mr. Fokker (die in de Raad vragen 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 89