sofeeren' valt hier anders niet, maar op mijn cursus ëlectriseer' ik de mensen en
wek leven.
Na nauwelijks één jaar begint Van den Bosch over opnieuw solliciteren te den
ken. Volgens De Vos voelde hij, mede onder druk van de Redactie van Taal en
Letteren, 'de noodzakelijkheid weg te komen uit die uithoek van Nederland'. Als
'bewijs' citeert De Vos het volgende uit een ongedateerde brief (1892) van
Buitenrust Hettema aan Van den Bosch.
Wij mèenen, gij moet solliciteren. Overal als reden: een academiestad boven alles.
Moltzer3', Beets, en al wie je kent, moet je helpen! Smeek ze desnoods; leg Beets je
positie maar voor; zonder kniebuiging! -Na de sluiting bij de geheele raad visites!
Zoo mogelijk doet ge dit in de Paaschvac. nog.
Goed, solliciteer naar Amsterdam. Maar Utrecht is beter. Amsterdam is een geld-
nest! Zie vooral naar Utrecht, al is dat wat minder geldgevend. Evenwel solliciteer
naar Amsterdam. Geen kansen laten glippenBeter dan in Boeotië33.
Ik weet niet of Van den Bosch zich indertijd echt zo 'in een uithoek36' voelde.
Natuurlijk duidt hij Schouwen-Duivéland meermalen aan als zijn 'Insula diaboli'
(bijvoorbeeld in augustus 1892) waar alles te laat aankomt en in een brief van 2
april 1892 heet het 'puitenland', maar over de uiterst beperkte vervoersmogelijk
heden schrijft hij niets. Hij correspondeert zeer veel met zeer velen. De briefkaart
- toen nog niet zolang geleden uitgevonden - lijkt voor hem te functioneren als
de huidige e-mail voor ons. De meeste briefkaarten zijn zowel in Zierikzee als in
Zwolle gestempeld. Ze zijn er bijna allemaal binnen 24 uur. Toen hij nog in
Zwolle woonde gebruikte hij de brief en de briefkaart ook voor overleg met
Hettema; zelfs om een bezoek 's middags aan te kondigen.
Als hij klaagt over zijn verblijf in Zierikzee - en dat doet hij veelvuldig - gaat het
erover dat alles zo duur is, dat die vervelende Postdirecteur hem weer maar eens
een boete heeft opgelegd, maar vooral - en allengs veel vaker en venijniger - dat
zijn collega's en zijn medeburgers niet deugen. Bij voorbeeld eind september
1891 en oudejaarsdag 1891
Het is hier duur leven, alles en alles; en onder deze condities denk ik hier niet lang
te blijven. Men moet toch leven kunnen. En dat kan ook, mits men de vrijheid
durfde nemen de meid de deur te sturen en verder dan zoo eenvoudig te leven als
men zelf, zonder vrees van bepraat te worden, wilde. Maar mijn stand zooge
naamd ophouden met dit salaris, dat gaat niet, als men niet alles aan het
huishouden ten koste leggen kan. Ziedaar één zaak die mijn vrouw en mij reeds
duidelijk is geworden. Zoo ben ik nu op Zierikzee terechtgekomen
Deze vacantie heb ik mij nog al op mijn gemak gevoeld, maar in lang heb ik me
tevens niet zoo eenzaam gevoeld: niet eenzaam in mijn huisgezin, dat is me een
zeer lieve plaats, maar eenzaam in deze omgeven. Het is hier zóo achterlijk. Ik zit
hier moeder-ziel alleen. Mijne hoop is op den dominee gevestigd. Ook. ben ik in
kennis met Oosterman37den schrijver van sociale brochures en van den roman
Emancipatoria: een zeer merkwaardig man, die ik hoog vereer: maar hij is op
jaren en niet zoo jong als wij, hoezeer hij van het geslacht der waarachtige
Israëlieten is.
Doch die goede lieden die mij wat nader gekomen zijn, met wie wij, een avondje
converseren. Visser den Franschman, Best, den Engelschman, Seyl den geognoom38,
94