mij uit te geven. Wat verwaand. Maar ik word een docent, hoor Vrind. En geen gekke! Ik heb er lol in tegenwoordig. Van Dordt weet je dus. Ik. ben de aangewezen man in Dordt; dat hoor ik van meer dan een zijde, maar ze twijfelen aan mijn volslagenheid als docent, gekker kan het niet, Het is het zotste wat je denken kan. Ik ben een beetje goed litterator?Ja? Nu een éven goed docent en gezagvoerder ben ik ook? Maar dat kan niet een Zienkeesch geheim blijven op den duur. Ik ben van de week bij Helder geweest. Hij was voor een week op reis naar Kampen, Dokkum en Den Haag. Morgen komt hij weer. Die helpt me, we zijn heel goede kennissen en verstaan mekaar op het woord af. (22 juni 1892) Begin juli moet duidelijk geworden zijn dat Amsterdam niet doorgaat. Zijn hekel aan en ergernis over Zierikzee nemen hand over hand toe evenals zijn financiële nood. In een brief van 12 juli 1892 heet het: Ongelukkig! Ongelukkig! Want het is niet waarschijnlijk als er geen wonderen gebeuren, dat ik. in Zwolle en mijn familie en jou en Cramer dit jaar zien zal. Ik. zal hoogstwaarschijnlijk de geheele vacantie wel in Zierikzee moeten blijven. Ik heb in Zivolle een 60 gulden te betalen. Zonder die kom ik er niet, maar ga ik niet naar Zwolle, dan ga ik ook. niet naar Arnhem. Er schiet dan niets anders over clan dat jij een week in Zeeland komt logeeren bij mij. Ik buk er mij onder in stomme berusting. Ik zal mijn moeder een volgende vacantie licht niet meer onder de levenden vinden. Zij verlangt zoo naar mij en ons allen. Maar het kan niet. Er is behalve samenspreking voor mij althans nog iets nodig. Een betrekking waarin 'k vooreerst blijven kan. Want als ik losbarst, dan zal het duidelijk en meenens ziin40. Tromgeroffel ja, maar ook strijd. Ik brand. Ik voel mij een nieuwe Gids. Met die anderen, v.Eeden, Kloos. v.Deysel, jou, Cramer. Maar 'k moet eerst los uit mijn verdoemde gevangenis. Ik zit in een dwangpak. Het is om te vloeken hier, op het papier. Als ik Dordt krijg zal ik me daar wat zien te isoleeren, net cds hier. Dat ik wat kan afdoen van mijn schuldjes. Ik kan dat niet hebben, al kleeft er ook geen vlek oneerlijkheid aan. Ik zit tusschen beren die mij aangrommen: dat is de zaak. Ik. moet die beesten weg hebben. Daarom was ik zoo graag naar Amsterdam gegaan. Daar had ik ze neergesabeld. Amsterdam scheen me haast nog toe te zullen vallen. Campert schreef o.aeen brief omtrent mij naarHeyse commissielid hier. Beets had 13 brieven aan de com missie in Amsterdam, zegge 13 voor me en over me geschreven. Dan aan Campert, dan aan de wethouder van CluwegC?). Maar nu is plotseling de geheele sollicitatie een nieuwe phase ingetreden. Ik venvacht alles van Kollewijn^'Er zal thans maar èèn neerlandicus benoemd worden: en die èèn is en was en zal zijn tot in alle eeuwigheid amen! de heer De Vos. Die meneer kan zoo goed orde hou den. Voor de tiveede betrekking nu was het de vraag of de Heer Verbeek uit Maastricht, die 't ook zoo goed kan of ondergeteekende het worden zou. Maar anders clan tiideliik. ivas ik. toch niet benoemd geworden. Nu, als ik clen heer Campert geen waagje ivaarcl ben etc. Ik had, bij Thor, toch wel eens willen zien dat die Amsterdamsche kwajongens een loopje met me genomen hadden. Enfin, de dertien brieven en meer v. Beets en de moeite v. v. Diggelen en van Kollewijn en de anderen zal niet verloren zijn: later!- En nu DordtIk hoor er niets van. Beets schreef negen brieven voor me 12 juli 1892). Ondanks zijn financiële nood gaat hij die zomervakantie tweemaal naar Zwolle, half juli en eind juli, gedwongen door familieproblemen - die hij niet precies aan- 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 99