E
17.
"Luctor et emergo".. luidt Zeelands spreuk.
zegt de Zeeuw.
"In de strijd tegen alle elementen overwin ik"
De ongelukkigste tijd voor Zeeland was wel de zestiende eeuw. Er kwamen in
deze eeuw niet minder dan vier echte zendvloeden voor: in 1530, en 1550 en
in 1570 niet minder dan twee (10 maart en 1 november, de beruchte Allerhei
ligenvloed). Het ergste hiervan was dat deze grote vloeden bijna om de twee
jaar nog werden gevolgd door overstromingen omdat men er niet in geslaagd
was gereed te komen met het herstel der dijken. Zo stonden talloze polders
en wel voornamelijk de gevaarlijkste, die juist in handen waren van de
Monniken, vele jaren lang onder water.
Alle Abdijen werkten samen; de regering bemoeide er zich mede en steunde het
werk. Grote werken, uiterst modern voor die tijd, die zelfs tot op de huidige
dag nog de achting van de grote waterbouwkundigen afdwingen, zoals de grote
stroombreker van Walsoorden, bij Hontenisse, waren het werk van de bekwame
waterbouwkundigen die de Abdijen toen telden. Opvallend is ook dat vele Abten
van deze kloosters vroeger ter plaatse lange jaren als toezichters van de
waterwerken hadden gearbeid.
Wanneer oorlogen echter als spelbrekers in het herstel van deze landen optra
den, braken de zwartste tijden voor de Zeeuwse eilanden aan. In die omstan
digheden aarzelden de soldaten niet om de dijken zonder meer door te steken.
En het vruchtbare akkerland, met zoveel moeite gewonnen en door onversaagde
werkzaamheid in stand gehouden, ging op enkele ogenblikken verloren en dit soms
zelfs voor goed. Zo verdwenen in 1586 Saaftingen en West-Zuid-Beveland voor
eeuwen onder water tijdens de belegering van Antwerpen. Hetzelfde lot trof
Zeeuws-Vlaanderen dat in 1609, toen er een korte rustpoos kwam in de oorlogs
jaren, één zee was. Maar nauwelijks was de vrede, hoe kort soms ook, gekomen
of met man en macht trokken de Abdijen weer aan het werk om de dijken te her
stellen. In 1648 kwam de definitieve vrede door het verdrag van Munster.
Intussen was echter reeds veel gebied veroverd door de nu Protestantse Neder
landen. Al dit gebied bleef in hun bezit. De overige bezittingen van de Ab
dijen Ter Doest en Ter Duinen moesten worden afgestaan aan het Huis van Oran
je. Als tegenprestatie werd niets anders gegeven dan enkele schone woorden.
Elke vergoeding bleef uit. Deze polders zijn tot op de huidige dag Kroon
domein (in het persoonlijk bezit van de Koningin van Nederland.)
Zo gingen vele schone en rijke polders voor deze Abdijen verloren, die zoveel
eeuwen lang gezwoegd en gewroet hadden voor het welzijn van Land en Volk.
De geschiedenis kent geen mededogen en is hard en dikwijls
onrechtvaardig
Het geslacht van die stoere monniken, die als pioniers van de polder in de
geschiednis zullen blijven voortleven, is echter niet uitgestorven, maar
leeft voort in de tegenwoordige stoere Zeeuwen die hun taaie volharding in de
strijd tegen water en wind hebben overgeërfd.