L 55 's irogens vroeg voor dag en gaan schenken aan de pastoor. Voor wij de hemel zouden bereiken moesten onze dagelijkse zonden uitgewist worden in de vlammen van het vagevuur en wie deed nu geen dagelijkse zonden Onze dagen waren er nee gevuld. Over doodzonden werd niet gesproken, zelfs niet gedacht, Volgens de Paters Redemptoristen, die om de drie jaar de Re traite kwamen prediken zouden wij onze straffen krijgen in de hel en die schreeuwden, met vuistalgen op de kansel "Gaat weg van mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur Begrijpelijk was onze vrees en angst voor het hiernamaals, dat ons dagelijks achtervolgde. Al de Retraitegangers in de halfdonkere propvolle kerk werden er bleek van tot achter hun oren. Toen zij eenmaal buiten de kerk kwamen waren zij allen het er over eens dat de Pater schoon gepreekt had 1 Al spoedig moest ik toga en hemd aantrekken, dat witte hemd met zijn twee wap perende vlerken, dat ons als engelen deed vermommen Ik zat met mijn oudere collega’s op de trappen van het altaar te kijken en te leren hoe zij belden,, wierrookten en wijn schonken. Het knielen en buigen kwam vanzelf. Maar wij moesten ook nog vaandels en kruisen leren dragen en de wijwateremmer op zondagen vóór de hoogmis, om de gelovigen te zegenen. Op weekdagen trokken wij de kleine klok naast de deur van onze sacristie, om de kerkgangers op te roepen voor de mis. Dat verplichtte ons vroeger op te staan dan ons lief was om tijdig te "kleppen" zoals wij dat noemden. Alleen voor de grote diensten .en op zon- en feestdagen luidde onze klokkeluider de geweldenaar in de hoge kerktoren, die tot ver in de polders opliep tot gebed van het Angelus. Er zat van buiten bekeken een samensepl in de club van de krêaals. Maar ver gist U niet, wij waren toen al onder elkaar aan het bakkeleien en ruzie zoeken over wie met de nieuwe bel zou bellen, of wie op de gong zou slaan. De bru taalste won altijd Hij die het eerst durfde opstaan en een uitbrander van de pastoor of kapelaan durfde trotseren, sloeg de gong. De anderen konden hem nakijken. De meest onzalige gevoelens bekropen mij, toen ik dauw, mijn~warm bedje moest verlaten, om wijn te Als mama vijf keer geroepen had, dat het de hoogste tijd was, kwam papa mij als een legercommandant, uit mijn nest halen, met een afgezwakte kreet van "verdonme" of andere lelijke woorden, die nog niet voor mijn oren bestemd waren. Met snel de broek en 't jasje aan verdween ik in looppas naar de kerk, die gelukkig dichtbij stond, want ons huis lag onder de kerktoren. Dat was ook de oorzaak dat wij nu juist misdienaar westen worden. De jongens van Pass luis of van de Zwartenhoek kwansn niet in aanmerking, omdat zij veel te ver van de kerk woonden. Al reeds vanaf onze prille jeugd werden wij als pionnen op het schaakbord gezet, waarbij grondig gezocht en gespeurd werd of wij geschikt zouden zijn om misdienaar te worden. Bij het bereiken van de leeftijd van het verstand kwamen wij op de eerste bank te zitten van de Catechismusles. De tweede bank telde de twijfelaars en op de derde bank, zaten de vernepenen, de niet vol- waardigen, soms half debielen, Sinds de middeleeuwen was de opzet van deze Catechismusles nooit veranderd. Onder dressuur van een venijnig vrouwmens, die wij de Mistesse noemden en die fel, met haar bamboestok op onze koppen sloeg, als haar dat beliefde, had ik toch nog een voorrecht als eerste op de bank te zitten. Cmdat de eerste vraag van elke les altijd een kort antwoord vroeg, was ik meteen van dit verschik-' kelijk mens af,

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1977 | | pagina 2