zijn de bandieten vertrokken. Ook de heer Vercauteren kon de bewuste sleutel niet geven.
Hij is echter gedwongen met de overvallers naar het huis van de Commandant te gaan,
waar ze tot de ontdekking komen, dat de deur van de woning niet gesloten is.
De overige bendeleden hebben zich naar de woning van de koster van de Gereformeerde
kerk begeven en hem de sleutel van het kerkgebouw afhandig gemaakt en de kerkklok
geluid.
Ook het douanekantoor is niet gespaard. Alle boeken en papieren zijn verscheurd en
gedeeltelijk in het water gegooid. De aanwezige geldkist hebben zij met een smidshamer
bewerkt, er gaten ingeslagen en het zich daarin bevindende geld meegenomen. De diverse
opgeslagen goederen hebben zij zich toegeëigend en het aanwezige meubilair vernietigd.
Bij de woning van ontvanger du Bosch hebben de overvallers geld geëist, of ze iets
gekregen hebben kan de heer van Goethem niet zeggen.
Om "9 uuren in de nagt" zijn enkele van de rovers teruggekomen. Vijf van hen zijn het
huis van de gevluchte heer du Bosch op de Oostkade met geweld binnengedrongen. Zij
eisen 100 croonen, slechts twee croonen kunnen zij in ontvangst nemen, waarop zij al
vloekend en scheldend zijn weggegaan. Om 2 uur die nacht komen ze echter weerom met
een bende komend uit de richting van de Austriche polder. Er wordt gebeld en op de deur
geslagen. De zuster van de heer du Bosch opent de deur en vraagt, wat de heren wensen.
"De heren" eisen 30 pond en dreigen het ganse huis met de grond gelijk te maken, als niet
aan hun wensen wordt voldaan. In haar grote angst geeft mej. du Bosch 101’A croonen,
waarop de rovers afdruipen. Met veel geraas begeven de bandieten zich naar het huis van
een andere notabele n.l. de heer Ribber. Ook daar worden de bewoners gedwongen de
deur te openen. De zoon des huizes zegt niet aan de eis van 100 pond te kunnen voldoen.
"Met het geweer op de boste" hebben de rovers hem gedwongen alle kasten te openen,
waarin zij wel wat geld vonden, doch niet het vereiste bedrag. Omdat zij nog niet tevreden
zijn, hebben zij het hele huis doorzocht. Op de zolder, verborgen onder in de bedstede,
hebben zij 25.000.- pond gevonden. Uit dankbaarheid hebben zij toen alle meubels in het
huis kapot geslagen.
Woensdag 24 oktober ’s morgens 10 uur komt er weer een bende aan vanuit richting
Assenede. Ze hebben grote plannen, zij roepen, dat zij Axel gaan innemen. In het arsenaal
kunnen ze niets meer van hun gading vinden. Hun enige buit bestaat deze keer uit
2 paarden afkomstig uit de stal van de gendarmes.
Weer wordt het avond. Voor het stadhuis op de Westkade bevinden zich om 9 uur ’s
avonds een 30 tal inwoners, gewapend met sabels, stokken, degens en een enkele met een
geweer. Ze zijn vastbesloten de roversbenden buiten de wallen te houden. Terwijl zij nog
beraadslagen bij het stadhuis verschijnt er weer een bende vanuit richting Westdorpe bij
het huis van du Bosch met het doel te plunderen. De Sassenaren hebben de bandieten
overvallen, die met grote spoed het hazenpad kiezen. Om alle plunderaars en rovers buiten
de stad te houden hebben de burgers alle toegangswegen tot de stad bezet.
De volgende dag dinsdag 23 oktober is er een bende van 100 man sterk gekomen uit de
richting Zelzaete om 5 uur in de namiddag. Ook zij kwamen weer met slaande trommels
en fluiten, de meesten gewapend met een geweer. Zij zijn regelrecht naar het douanekan
toor gegaan, waar zij het magazijn hebben opengebroken en een grote hoeveelheid
verfwaren, suiker en wollen goederen hebben meegenomen.
Ook het pakhuis van de gevluchte Pieter Lughten moest het ontgelden. De goederen, die
daarin met goedvinden van de agent municipal zijn opgeslagen, worden geroofd. Met
karren vol zijn de gestolen spullen weggevoerd door een bende, die uit de richting
Westdorpe gekomen is.
3416 F 451