b "Gildeknaep" Overdeecken" wordt Jan Joosten,tevens schepen van Sas van Gent Martin Ruychaerer. Pieter Cornelis Pantenier, Aemout Willemsen Sluymers, Theunis Cornelis. Jan Bolle en Lieven de Hont. Sas van Gent, dat een unieke plaats inneemt onder de vestingsteden, is gelegen in een uitstulping van de landsgrens. In het zuiden en het westen worden we begrensd door de Spaanse (later de Oostenrijkse) Nederlanden. In het oosten wordt de gemeentegrens bepaald door de Canisvliet-Binnenpolder met zijn vele kreken. De noordgrens wordt gevormd door de Papegeule, die uitmondt in het Sassche Gat. Een sterke vestingstad is Sas van Gent geweest met zijn bolw'eiken, ravelijnen en lunetten, dit alles omringd door een brede vestinggracht. Het bijzondere van onze vesting is echter, dat zij doorsneden wordt door een kanaal. Het moet een machtig gezicht geweest zijn voor de beurtschipper en zijn passagiers de Sassche Vaart binnen te varen langs de bolwerken Hollandia en Zeelandia om vervolgens in de haven een losplaats te zoeken aan de kade, die omzoomd wordt door statige lindebo men. Beschouwen we de door het water en de landsgrens geïsoleerde ligging van Sas van Gent dan is het geen wonder, dat Sas van Gent, wat vervoer van mensen en goederen betreft, grotendeels is aangewezen op de scheepvaart. Na de verovering door Frederik Hendrik in 1644 komt de scheepvaart met het zwaar gehavende Sas van Gent langzaam weer op gang. Slechts Nederlandse schepen kunnen de Schelde na de in 1648 gesloten vrede van Münster ongehinderd bevaren, waarbij niet alleen havens worden aangedaan in Staats-Vlaanderen, ook de handel op Gent wordt spoedig hervat. In het Resolutieboek van 1646-1668 wordt vermeld, dat in de vergadering van 20 maart 1646 Jan de Groot wordt voorgedragen als marktschipper op Gent, terwijl in de loop van de maand april beslist wordt, dat: a 1 het veer op Middelburg zal bediend worden door Hendrick van Brouwershaven en Joost Adriaens Stockvis. schipper op het veer naar Vlissingen wordt Jan Antheunis Bolle. Niet alleen de scheepvaart komt weer op dreef, ook de beroepsbevolking laat weer van zich horen. Op 30 april 1646 richten neringdoenden en inwoners zich met het verzoek tot de Gemeente de diverse gilden weer te mogen oprichten. Dit gebeurt o.a. met: Het bakkersgilde, waarvan Andries de Rijcke deken wordt. Het gilde van de "craemers en de winckeliers", dat zelfs de oude naam St. Nicolaesgilde behoudt en waarvan tot deken benoemd worden Jan Engberts en Guy Tevelis. Het schippersgilde. "I "Deecken": "Beleeder": 3445 V 45 DOOR L.A.SARNEEL-ANTHEUNIS

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1999 | | pagina 28