II 1 2 3 Het schutten van de opkomende en afvarende schepen levert blijkbaar problemen op. We kunnen ons voorstellen, dat er hevige ruzies ontstaan tussen de schippers over de volgorde van het binnenvaren van de schutsluis. In het derde deel van het "Groot Placaetboek" folio 1181 kunnen we lezen, dat er een Ordre en Reglement uitgevaardigd is," waer na de Schippers op en afvarende door ’t Sas van Gent sig in het schutten door het groote sas sullen hebben te reguleren". I De sluismeester en zijn helpers zullen de schutting doen plaats vinden op het meest gunstige tij. De schipper, die vanuit richting zee aankomt, is verplicht een volgnummer bij de sluismeester te halen, na het afroepen van zijn nummer zal hij op ordentelijke wijze de sluiskom binnenvaren. Op het niet navolgen van dit artikel staat een boete van vijf schellingen vlaams. Ongeveer 14 jaar later treffen we in het Resolutieboek van die tijd het volgende aan: Op 26 juli 1678 wordt schipper Hubrecht Leendertse beschuldigd van diefstal. Bij het vervoer van nieuwe haring zou de schipper uit de aan hem toevertrouwde lading haringen hebben ontvreemd en verkocht. Ofschoon de schipper ten stelligste ontkent zich aan een dergelijk feit schuldig te hebben gemaakt, wordt hij toch geschorst tot zijn onschuld zal zijn bewezen. Dan komt Leendertse met een door hemzelf geschreven kwitantie voor de dag, waaruit moet blijken, dat hij de koopman voor de ontvreemde haringen heeft betaald. Nu is duidelijk gebleken, dat de schipper zich ernstig heeft misdragen. Het Gemeentebestuur besluit Hubrecht Leendertse als veerschipper te ontslaan. Op 16 augustus 1664 zijn op het stadhuis aanwezig de heren Jan Dujardin, Hans Coen- raets, Antony Cleenknecht, Abram Hasius en Mr. Caspar Werninck. Mr. Caspar Werninck deelt de vergadering mee, dat hij met de marktschippers is overeen gekomen 1514 "duymers" naar Sluis te vervoeren. Deze stenen moeten door schipper Pieter Pouls geladen worden, omdat het zijn beurt is om te varen. De schipper weigert echter deze vracht te vervoeren. Burgemeester Jan Dujardin stuurt de stadsbode om Pieter Pouls tot de orde te roepen. Waarop de schipper gezegd heeft, dat men de "pleyte" maar buiten bij de Tant moest brengen, ofschoon hij heel goed weet, dat dit niet mogelijk is. Men kan namelijk niet schutten, omdat de sluisdeuren defect zijn en men deze een aantal dagen niet kan openen. Pouls is vervolgens op het stadhuis ontboden. De Burgemeester heeft gevraagd aan Pieter Pouls, of hij aan de beurt is om te varen. Na deze vraag bevestigend beantwoord te hebben, voegt Pouls er nog aan toe, dat hij die steen niet wil laden. U kunt zeggen, wat U wilt, ik laad die stenen niet. Nog meer onheuse woorden volgen. Nadat de aanwezige heren over deze zaak gedebatteerd hebben, komen zij tot een eensluidend besluit. Het schip van Pieter Pouls wordt aan de ketting gelegd voor de duur van 6 weken. Pouls moet een boete van een pond vlaems betalen ten behoeve van de armen. De overige marktschippers wordt aangezegd, dat Pouls geen deel uit de verdiensten van de gezamenlijke schippers mag ontvangen, gedurende de tijd dat zijn schip aan de ketting ligt. Dit op boete van 25 gulden voor de armen. De te vervoeren stenen zullen geladen worden in het schip van die schipper, die nu aan de beurt is. Bij weigering wacht hem dezelfde straf als Pouls. 3447 V 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1999 | | pagina 29