In 1791 op 12 februari doet burgemeester Raven verslag van zijn bezoek aan ’s Gravenha- ge. Hij heeft met de Ministers van "den Raad van State" gesproken over het restant van de fundering van een stenen beer, die nog "leggende was in de vaart na Gend, en wel van de regterflanck van het bastion Nassau tot teegens de keermuur van het Ravelijn Stuart". De restanten van deze stenen beer zijn in de zomer, wanneer de waterstand toch al laag is, zeer hinderlijk voor de geladen schepen, die dan gedeeltelijk overgeladen moeten worden, willen zij over deze hindernis heen kunnen varen. Voor schepen, geladen met goederen, is Aldus vastgesteld in "Schepencamer te Zas van Gend den 13e December 1700 seven seventigh". Laat ons teruggaan naar de beurtschipper naar een gebeurtenis, die plaats had in het jaar 1788. In het Requesteboek B wordt het volgende schriftelijk meegedeeld aan de Achtbare Heren Burgemeester en Schepenen van het "Hooge en Lage Sas van Gend". "Den ondergeteekende Lodewijk Deijer substituut Balliuw deezer stad" acht het zijn plicht U in kennis te stellen van een gebeurtenis, die op 11 november van dit jaar (1788) heeft plaats gevonden op het schip van Comelis Adriaansen, beurtschipper van Sas van Gent op Middelburg. Bij het vertrek uit laatst genoemde stad is een vrouw aan boord gekomen, die "beswan- gerd" was. Bij aankomst in de haven van onze stad is de baby geboren. Het blijkt een onecht kind te zijn, (of het een jongen of een meisje is, wordt niet vermeld). De jonge vrouw heeft bekend, dat de vader van haar kindje reeds gehuwd is en in Middelburg woonachtig is. Schipper Comelis Adriaansen heeft mij diezelfde avond van het voorval in kennis gesteld en mij toestemming gevraagd de vrouw aan de wal onder te brengen in een of andere herberg. Dit heb ik toegestaan in verband met de strenge kou. De volgende dag, op zondagmorgen, heb ik vernomen, dat moeder en kind zijn onderge bracht bij Elias Heijgelaar, burger van deze stad. De vrouw van Heijgelaar is als passagier aan boord geweest, toen het kindje geboren is, en heeft geassisteerd bij de bevalling. Vervolgens heb ik mij naar het huis van Elias Heijgelaar begeven om naar de toestand van de jonge moeder te informeren én om nadere inlichtingen te verkrijgen. Uit de bekentenissen van de jonge vrouw blijkt, dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan overspel. Volgens art. 81 van het Generaliteits Echt Reglement zal zij gestraft moeten worden. Zij vertelde verder, dat zij in Vlissingen woonachtig is en dat de vader van haar kindje ook in die gemeente woont en gehuwd is. Zij heeft dus een valse verklaring afgelegd op het schip van Adriaansen. Daar heeft zij verklaard, dat zij uit Middelburg afkomstig was en voor de persoon van de vader had zij maar een valse naam opgegeven. Ter verontschuldiging voert zij aan, dat ér toen zoveel mensen om haar heen stonden. In normale omstandigheden zou de bailliuw de Burgemeester en de Schepenen direct op de hoogte gesteld hebben van de feiten. Om twee redenen heeft hij dit niet gedaan. Ten eerste: Hij wilde de zondagsrust van de heren niet verstoren. Ten tweede: Kon hij zo’n jong gekraamd mensch" door de gerechtsbode laten ophalen Hij heeft Elias Heijgelaar wel aangezegd, dat die moest toezien, dat de vrouw zijn huis niet zou verlaten. Hoe heeft Heijgelaar het dan kunnen goedkeuren, dat moeder en kind op maandag naar Gent zijn vervoerd Hij heeft zich nu schuldig gemaakt aan het helpen ontsnappen van een verdachte en kan dus de straf opgelegd krijgen, die zal worden toegedacht aan de bewuste vrouw. 3459 V 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1999 | | pagina 35