schipper een uur schipper een uur voor het hoog water moeten afschutten en hunne scheepen bij stilte als anders met paarden doen trekken in het Sassche Kanaal teneinde daardoor geleegenheid te hebben om t’ende te konnen varen tot merkelijk faveur van hun zelven, goederen en passagiers. Met serieuse vermaninge en waerschouwinge dat bij negligentie en niet observeeren van deeze haar Achtbare Resolutie tot retardement en schaeden als dan daar door te veroorzaken op hunne perzoonen en goederen zal worden verhaalt, waarvan meede kennis zal worden gegeeven aan de beurtlieden op Middelburg. Actum in Scheepenkamer te Sas van Gend 21-01-1792. w.g. Pieter Lughten. Op het eind van de achttiende eeuw, toen de Fransen aanstalten maakten ons land binnen te vallen, hebben de beurtschippers de gemeenschap goede diensten bewezen door het overbrengen van de kostbare notulenboeken, notarisboeken enz. naar Middelburg. Deze kostbaarheden, die tot nu toe voor het nageslacht zijn bewaard, worden in twee kisten verpakt en door de beurtschipper in veiligheid gebracht. Niet alleen kostbare boeken ook de kanonnen die op de wallen staan, de mortieren enz. worden door de onverschrok ken schippers verscheept. Na het vertrek van het gamisoen, de Fransen zijn reeds in Gent gesignaleerd, achten de bestuurders en andere notabelen het raadzaam veiliger oorden op te zoeken. Ook nu weer worden de schippers ingeschakeld de plaatselijke overheden en hun gezinnen op tijd in veiligheid te brengen. Sas van Gent wordt spoedig door de Fransen bezet. Ook in die dagen worden de nog overgebleven vaartuigen met hun schipper gevorderd ten behoeve van de Franse oorlogs machine. In het correspondentieboek kunnen we lezen, dat de schippers gedwongen worden militair materieel zoals buskruit te vervoeren. Na het verdrijven van de bezetters in 1813 koestert men de ijdele hoop, dat de voormalige handel en scheepvaart spoedig zullen worden hervat. Het kanaal verkeert echter in een zodanige toestand, dat zelfs gesproken wordt van het graven van een nieuwe vaarweg. Ook de Papegeule is dermate dichtgeslibd, dat ook deze niet meer geschikt geacht wordt voor de scheepvaart. Bij Koninklijk Besluit van zeventien december 1823 wordt bepaald, dat er een kanaal gegraven zal worden van Gent naar Temeuzen. Op 1 mei 1825 nemen de werken een aanvang om in november 1827 te eindigen. Op 18 november 1827 is het kanaal opengesteld voor de scheepvaart. De vreugde over het nieuwe kanaal is van korte duur. Bij het uitbreken van de opstand bij onze zuiderburen in 1830 wordt het kanaal door hen gesloten voor alle schepen. In de volgende jaren wordt in het Statistisch rapport over de Gemeente steeds vermeld, dat de handel en scheepvaart een kwijnend bestaan lijden. Na de Belgische opstand in 1830 zijn de grenzen hermetisch gesloten, niet alleen de vaart op het kanaal is gestremd, ook het overschrijden van de voorlopige grens is voor burgers bijna onmogelijk. In het rapport over 1838 wordt vermeld, dat de druk op de bevolking enigszins verlicht is. Door de tijdelijk plaatselijke bevelhebber wordt na voorafgaand verzoek gunstiglijk toegestaan om de grens, vóór en na de uren waarop deze is openge steld, zowel te voet, te paard of met een rijtuig te overschrijden Wat het vervoer betreft wordt in bedoeld rapport vermeld, dat er geen vaste beurtvaart is, noch overzetschepen, geen publieke voertuigen tot het overbrengen van personen of goederen. Na het tractaat van Londen in 1839 wordt het kanaal weer opengesteld voor de scheep vaart. Het is ook nu weer onbruikbaar geworden en moet eerst een schoonmaakbeurt ondergaan. Nadat de baggerwerzaamheden zijn voltooid kan het kanaal in 1841 weer gebruikt worden. Nog voor het op diepte brengen van het kanaal begonnen is, richt de heer Judocus de Rechter zich tot Z.M. Koning Willem I met het verzoek zijn vroegere beurtdienst op Gent 3461 V 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1999 | | pagina 36