van Terra Maris t t VERZAMELING SCHEDELS JÜIJN ]V!/\/\ r1 r* Tekst: Jan Tuin. Foto: Erik Speksnijder Opgezette vogels, opgezette zoogdieren, fossiele botten, poten, gevriesdroogde preparaten, achter de schermen in het depot van Terra Maris hebben we het allemaal. Ook een hele verzameling schedels behoort tot de collectie. Van aalscholver tot zeehond en van alles er tussenin. Aan de vorm van de schedel kun je veel aflezen over de leefwijze van de eigenaar ervan. Waarom heeft het ene dier grote oogkassen en waarom zitten sommige daarvan aan de zijkant en andere van voren? Wat zegt überhaupt een grote schedel? Neem nou de schedel van de houtsnip. Wat direct opvalt is de plek van de oogkassen, namelijk aan de zijkant van de schedel. Super handig om je ogen aan de zijkant te hebben als je goed om je heen wilt kunnen kijken zodat je je vijanden aan kan zien komen. Minder handig echter om recht voor je te kijken. Want wil je een goed beeld kunnen vormen van wat er voor je staat dan is het nodig om je ogen naast elkaar te hebben, zoals roofvogels en de mens dat hebben. Misschien dat er daarom relatief veel houtsnippen tegen ramen aanvliegen. Een boom is smal, die ontwijk je vlak daarvoor in vlucht nog wel, maar een huis is breder, minder makkelijk om langs te vliegen. Hoe groter de oogkas, des te groter het oog. Uit onderzoek is gebleken dat dieren met grotere ogen minder spieren om de ogen hebben omdat het niet meer in de kas past. Een uil kan met zijn grote ogen aan de voorkant daardoor heel scherp van voren kijken, op grote afstand een muis ontdekken, in het donker goed zien, allemaal voordelen van grote ogen. Maar hij kan zijn ogen minder bewegen. Dat compenseert een uil dan weer met een enorme beweeglijkheid van zijn kop, waardoor hij toch om zich heen kan kijken. Kijken we naar de schedel van een mol, dan valt op dat deze hele kleine oogkassen heeft. De ogen van een mol zijn slechts 1 mm groot. Grote ogen heb je ook niet nodig als je het grootste deel van je leven onder de grond in het donker leeft. De mol vindt zijn weg veelal op de tast (hij is niet blind overigens). In zijn neus, maar ook staart zitten vele zenuwen die zijn omgeving 'voelen', waardoor hij zijn weg en voedsel kan vinden. Deze talloze zenuwen moeten veel informatie verwerken. Dat is dan weer terug te zien aan de rest van de schedel, die is relatief groot. Ook wel logisch. Om informatie te verwerken heb je hersenen nodig, hoe meer informatie des te meer hersenen, hoe groter ook de schedel. Dat is ook terug te zien bij ons mensen, wij hebben relatief grote hoofden. Daardoor zijn we in staat om grote hoeveelheden gegevens op te slaan en daar iets mee te doen. Dat niet iedereen altijd meteen het juiste daarmee doet is weer een andere kwestie. Ons natuurgebiedje De Reep voldoet helemaal aan het motto "klein maar fijn". Het gebied ligt ten noorden van Oostburg en ten westen van de gehuchten Maaidijk en Scherpbier. Sinds 1988 beheert Het Zeeuwse Landschap dit kleine natuurreservaat van slechts 16 hectaren. De Grote Henricuspolder waarbinnen De Reep ligt, behoorde oorspronkelijk tot het oudland van de Oude Yevenepolder, die rond 1000 werd bedijkt. In de 16e en 17e eeuw (1583 en 1621) deden zich in het gebied een aantal inundaties voor, waardoor het oudland met nieuw sediment werd bedekt. De Reep zelf is ontstaan door de inundatie van 1583, waarbij vanuit de inundatiegeul het Nieuwerhavense Gat, de Reep als afgetakte erosiegeul ontstond. Ondanks de kleine oppervlakte van het natuurgebied is er een enorme rijkdom aan natuur te vinden. Zilt grasland, zoete bloemrijke vegetaties, rietvelden, hagen, knotbomen en open water zijn allemaal op een steenworp van elkaar te vinden. Patrijzen, veldleeuweriken, tureluurs, kluten, grutto's en bruine kiekendieven komen er tot broeden. Met een verrekijker zijn deze soorten goed te observeren vanaf de aangrenzende Mosterdweg. Soms zie je de grutto's even heen en weer vliegen tussen de Reep en het nabijgelegen natuurgebied de Blikken. In vogelvlucht is dat maar 300 meter, er is duidelijk veel uitwisseling gaande tussen deze twee gebieden. In feite kan je hier nog genieten van een stukje oud cultuurlandschap met karakteristieke natuurwaarden waar Zeeland ooit zo rijk aan was. Helaas moeten we wel concluderen dat ondanks onze beheerinspanning het aantal bijzondere broedvogels geleidelijk afneemt. Het landschap eromheen is de laatste decennia veel grootschaliger en intensiever geworden en dat maakt dit soort kleine natuurgebiedjes extra kwetsbaar. Alleen door de landbouw weer natuur- inclusief en bestaande natuurgebieden robuuster te maken, kunnen we de natuur in kleine snippers als deze duurzaam behouden. Laten we hopen dat die omslag op tijd komt. De hier nog aanwezige zoutvegetaties hebben vermoedelijk geen lange toekomst. Er is hier geen sprake van actieve zoute kwel maar van zout dat nog van vroeger in de bodem zit. Geleidelijk aan spoelt dat steeds meer uit en zal de vegetatie verder verzoeten. We volgen het proces maar grijpen niet actiefin door bijvoorbeeld periodiek zout aan te brengen. Elders in Zeeland liggen er immers veel betere uitgangssituaties voor het behouden en ontwikkelen van zoutvegetaties. Recent zijn er in de Yerseke Moer en Waterdunen flinke uitbreidingen van zoutvegetaties gerealiseerd die wel een duurzaam toekomstperspectief hebben. Dat is goed nieuws want deze vegetaties zijn internationaal gezien erg zeldzaam! Pepijn Calle is ecoloog bij Het Zeeuwse Landschap UIT Di CV a Schedel van een mol- (Erik Speksnijder) ZEEUWS-18-LANDSCHAP Lui m ZEEUWS-19-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2021 | | pagina 10