10-LANDSCHAP
Waalko Jans
Dingemans:
Zandafgraving bij
Westenschouwen.
Particuliere
collectie.
(Rechtsboven:)
Dick Bakker:
Bij Gawege.
Collectie van de
kunstenaar.
(Rechts:)
Dolf Jaspers:
De Maagd van
Gent.
Particuliere
collectie.
Arthur Briscoe:
Zaand Creek (ets).
Particuliere
collectie
Niet alleen Walcheren, maar ook Schouwen-
Duiveland trok de aandacht van kunstenaars,
ook toen het nog een echt eiland was, alleen
bereikbaar via een lange bootreis. Eén van de
eersten die geregeld naar het eiland kwamen, waren
Waalko Jans Dingemans (1873-1925) en zijn
vrouw Henriette Numans. Zij kochten in 1920 een
zomerhuisje in Westenschouwen, en daar hadden
ze het paradijs ontdekt, waar ze vele malen zouden
terugkeren. Vooral de toen nog vrijwel ongerepte
duinen trokken hen aan. Dingemans, die eigenlijk
ontvanger der belastingen was, schilderde het liefst
het boerenleven en paarden. Zijn liefste plekje was
dan ook de zandafgraving bij Westenschouwen, waar
geregeld boeren met paard en wagen een lading
duinzand kwamen halen. Paarden in de duinen, iets
mooiers bestond er niet. Dingemans overleed al in
1925, maar het huisje bleef in de familie en zijn zoon,
die ook Waalko Jans heette, vestigde zich uiteindelijk
definitief in Westenschouwen, waar hij in 1991 stierf.
Tot op de dag van vandaag blijft het eiland een
aantrekkelijke vestigingsplaats voor kunstenaars,
vooral ook omdat de afstand tot de Randstad nu
heel klein geworden is.
Rond 1960 trokken veel jonge kunstenaars naar het
platteland, waar je goedkoop een huisje kon huren.
Ze werden daarbij gesteund door de Beeldende
Kunstenaars Regeling (BKR), ook de Contraprestatie
genoemd, die hun een bescheiden inkomen
verschafte in ruil voor kunstwerken. Eén van hen
was Dolf Jaspers (1933-1976), die eerst bij het
Mollekot woonde en later in IJzendijke. Jaspers was
de Zeeuwse Vincent van Gogh. Net als deze had
hij een stormachtig karakter, hevig in zijn liefde en
haat. Hij leek zelfs uiterlijk sprekend op Vincent. Dolf
voelde zich thuis in het weidse polderlandschap met
zijn storm, regen en sneeuw en zijn stormachtige
luchten. Op zijn schilderijen waait het dan ook altijd,
de bomen en de huizen staan scheef onder het
natuurgeweld. De kleuren zijn hevig, de verfstreken
fel. Zijn leven eindigde tragisch. Geveld door
drankmisbruik stierf hij al in 1976, amper veertig jaar
oud.
Krabbendijke is niet bepaald een plaats waar je
een schilder van het Zeeuwse landschap verwacht.
Toch heeft Dick Bakker (1954) er ruim twintig jaar
(van 1984 tot 2007) met veel plezier gewoond en
gewerkt. Zijn voorkeur ging niet uit naar de duinrand
of de intieme Zak van Zuid-Beveland, maar naar de
strakke grootschalige jongere polders en naar de
schorren en slikken van de Ooster- en Westerschelde.
Uitgestrekte akkers, brede watergangen en kreken,
een dijk met bomen, dat was voor hem het ideale
Zeeuwse landschap. Dick Bakker is vooral de schilder
van wisselende seizoenen en weersomstandigheden,
liefst bij tegenlicht, wat mooie contrasten oplevert.
Zo ook hier in een winterlandschap bij Gawege. Na
een sneeuwbui breekt de zon weer door. Zo wordt
ook de strakke polder een spannend avontuur. Dick
Bakker werkt nu in Friesland, ook weer midden in de,
grote ruimte.
Dit zijn een paar voorbeelden van schilders die blijk
gaven van hun liefde voor Zeeland. Onze provincie
blijft aantrekkelijk voor beeldende kunstenaars,
niet alleen door zon, zee en strand, maar ook door
de wijde wateren, de onstuimige luchten en het
uitgestrekte polderland. Steeds weer zullen nieuwe
generaties een ode brengen aan het Zeeuwse
landschap.
Ad Beenhakker publiceert regelmatig over de
kunstgeschiedenis van Zeeland
Tekst en foto's: Fred Schenk
Kekkerende
boomkikker
De paartijd van de boomkikkers begint meestal rond
half april en duurt doorgaans tot begin juni. Het
geluid dat de mannetjes, vooral op warme avonden,
met hun kwaakblaas produceren is het best te
omschrijven als een snel "kè- kè- kè- kè- kè- kè-".
De meeste volwassen padden en kikkers zijn in het
voorjaar tijdens de voortplantingsperiode redelijk
makkelijk waar te nemen ofte horen. Padden en
kikkers produceren namelijk per soort een specifiek
geluid waaraan ze te herkennen zijn. In het voorjaar
vormen de roepende dieren groepjes aan de poel,
zo'n groep wordt ook een koor genoemd. De
koorperiode (gekwaak) kan per soort variëren van
één week tot een tweetal maanden. Na het invallen
van de schemer begint een koor te roepen, dit kan
aanhouden tot diep in de nacht.
Met vrijwilligers, veelal collega's die goed bekend zijn
in de streek, gaan we een tweetal avonden/nachten
op pad om roepende boomkikkers te tellen.
Het is niet altijd even makkelijk te voorspellen
wanneer de kooractiviteit op het hoogtepunt is. Een
warme vochtige avond, na een periode met wat
lagere temperaturen geeft echter de meeste kans.
Op het hoogtepunt, na enkele warme avonden
roepen de boomkikkers continu.
ZEEUWS-11-LANDSCHAP