betreding door de grazers, en ook weer niet
overal in gelijke mate, waardoor de variatie
nog groter wordt» De grazers deponeren hier
en daar mest in het terrein. Er is sprake van
enige verplaatsing van voedingsstoffen binnen
het terrein. Bij maaien wordt meestal al het
maaisel afgevoerd, zodat sprake is van een
gelijkmatige voedse1verarming in het gehele
terrein. Tenslotte vindt begrazing meer
gespreid in de tijd plaats dan maaien. De
grazers zijn gedurende een groot deel van het
groeiseizoen, of zelfs gedurende het gehele
groeiseizoen in het terrein aanwezig. Zij
eten nu en dan hier en daar wat. Bij maaien
wordt de vegetatie op één of twee momenten in
het jaar in één keer in zijn geheel kort
afgesneden. Kortom: begrazing geeft een veel
afwisselender vegetatie.
In rietlanden wordt door begrazing, en ook
door maaien, voorkomen dat het riet in het
groeiseizoen reservevoedse1 in zijn
wortelstokken opslaat. Immers, het blad wordt
voortdurend, weggevreten. Het riet gaat dan
geleidelijk aan in vitaliteit achteruit,
totdat het tenslotte nog maar een gering
aandeel heeft in de totale biomassa.
Daarvoor in de plaats komen dan soorten die
kenmerkend zijn voor de wetlands en die we
veelvuldig in deze natuurreservaten
aantreffen
üoerasrolklaverHoerasvioo1tje
BiezeknoppenPadderusKale jonker.
Op de iets drogere plekken vinden we dan
Blauwe knoop, Tormentil, Brunei.
De belangrijkste grassoort in zulke terreinen
is de Zachte witbol en in mindere mate het
Reukgras
Voor voorbeelden van begrazing van
natuurterreinen hoeven we overigens niet ver
van huis af. Voorbeelden uit de buurt zijn de
Heek-runderen op de Slikken van Flakkee in de
Grevelingen, runderen in de Yerseke Hoer en
schapen in het Verdronken Land van
Saeft i nghe
Roelof Bijl/ Foort üinnaard
Sweeh Gale
(Bog MyrHe)
Creeping
Willow.
25