De vorm van de oude markt, een onregelmatig trapezium, was niet fraai en stond in slechte verhouding tot het Stadhuis. Zij was wel verbonden aan den op afbeelding A duidelijk zicht baren „ring" van straten, doch meer als een uitwas dan door dat zij" er een geheel mee uitmaakte. Bij vergelijking der af beeldingen A en B zal het opvallen, dat de nieuwe markt meer als een verwijding van den „ring" te beschouwen is. De zuidelijke monding van den „ring" (de lange delft) werd daarbij zoodanig verlegd, dat het Stadhuis bij verrassing en overhoeks gezien wordt (zie afb. i). Een effect dat de gevels van dit wondere bouwsel ten volle verdienen. De ruimtewerking van de oude markt werd zeer nadeelig beïnvloed door het bolvormige grondvlak waarachter het Stadhuis scheen weg te zakken. Het hoogste punt van dit vlak werd ongeveer i meter verlaagd. Het resultaat was een volledig succes, terwijl het nochtans heel goed mogelijk is, dat het den leeken niet eens opgevallen is. Maar in ieder geval ervaren zij het, al is het dan onbewust. Want ieder mensch ondergaat n.l. den invloed van de ruimtewerking; niemand kan zich daaraan onttrekken. Erkent men dit, dan erkenne men ook den stedebouwer. Van hem mag toch verwacht worden dat hij de samenstellende factoren van de ruimtewerking kent en weet te beheerschen. Hij is het, die zich speciaal met het scheppen van ruimte bezighoudt en met bepaalde effecten (ook vaak door het voorkomen daarvan) een aantrekkelijk geheel weet te bereiken. BEHALVE de voornoemde afgraving kent het herbouwplan nog verscheidene effecten en gevoeligheden, welke echter niet alle opgesomd kunnen worden, omdat zij buiten het bestek van dit artikel vallen. Enkele daarvan zullen terloops nog ter sprake komen. Om den boden en hun voertuigen een goede en rustige stand plaats te verschaffen werd de z.g.n. bodenplaajtö ontworpen. Een appendix ofwel aanhangsel van de markt. Op de drukke marktdagen zullen de boden van Walcheren dus ongestoord hun bedrijf kunnen uitoefenen. Dat dit bedrijf zijn stempel op de omgeving zal drukken, kan verwacht worden. Dit zal nog versterkt worden door de bedrijven en bedrijfjes, welke zich er omheen kunnen vestigen. Afbeelding 2 geeft een kijkje op de BODENPLAATS. Hoe het Stadhuis het zal „doen" vanaf de bodenplaats, laat afbeelding 5 zien. Bekijken we vervolgens eens de z.g.n. nieuwe burg. De oude burg, welke het centrum in tweeën deelde (zie afb. A), voerde voorheen op onopvallende wijze langs het Abdijcomplex. In het nieuwe plan is het tracé sterk gewijzigd (zie afb. B). Het is gericht op de Abdijkerken en sluit dan door een plein achtige ruimte op het oude tracé van de burg aan. De wijziging heeft tot gevolg, dat vanaf de markt het Abdijcomplex reeds zichtbaar is; een beeld dat men vroeger miste (zie afb. 4). Niet alleen het verwoeste gebied heeft de aandacht van de stedebouwkundigen gehad. De toekomstige ontwikkeling en de daaraan gepaard gaande uitbreiding van de stad werden in de studie van het herbouwplan betrokken. Het resultaat daarvan was, dat besloten werd het rijverkeer, komende van de richting Goes, in de toekomst via een nieuwe brug over het kanaal door Walcheren, langs den fraai gebogen en statigen dam Middel burg binnen te leiden. Zij, die Middelburg kennen, zullen het met mij eens zijn, dat dit een buitengewoon fraaie oplossing is! Om het verkeer van en naar het station behoorlijk te kunnen verwerken, zal de Segeerstraat in de toekomst verbreed worden. Verder zal een z.g.n. „uitvalsweg" naar Domburg, door middel van een doorbraak, welke, achter het Stadhuis op den „ring" uitkomt, gemaakt worden. Te verwachten is, dat van dezen Doorkijk" naar cTe Méftirf van'dé Pbttenmarkt af. ngar het westen Eange^Bëlft naar heilooste? Reeds geheel voltooid ligt de Nieuwe Burg, die nu van de Markt doorkijk geeft op de Abdijgebouwen. En hoewel volkomen modern, harmo nieert de werking van de straat zuiver bij den eigen aard der gespaard ge bleven Middelburgsche bebouwing. Een aantrekkelijk detail van het gebouw der Amsterdamsche Bank A rchitectenbureau Posthumus Meijes en Van der Linden)

Tijdschriftenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1946 | | pagina 28