'ENTE 1945 in West-Zeeuwsch- Vlaanderen; althans lente- maand. Doch het beeld van dit gemartelde land is chao tisch, ontredderd. Jammerlijk is de aanblik van landschap en dorpen; bijna nog jammerlijker dat van de menschen, die voor een groot deel wonen onder omstandigheden zóó slecht, dat men het zelf gezien moet hebben om 't te gelooven. West-Zeeuwsch-Vlaanderen voelde zich bovendien vergeten; dit maakte zijn smart nog erger. Maar één was er, die dit gewest niet vergat. Het was zijn Landsvrouwe. Juist in West-Zeeuwsch-Vlaanderen wilde zij haar hooge entrée in het bevrijde vaderland maken. Daar nadert dan op Dinsdag 13 Maart een kleine colonne de grens van het geteisterde dorpje Eede; de grens, die voor deze bijzondere gelegenheid gemarkeerd is door een krijtlijn. Een klein groepje menschen, dat-bij geruchte iets vernomen heeft, dat haast ongelooflijk schijnt, staat er bij. Plotseling stopt de colonne. Doodstil wordt het in dit wijde open land. Uit een der auto's stapt een eenvoudig gekleede dame. Daar vliegen hoeden en petten van de hoofden der wach tende mannen en uit aller kelen klinkt spontaan een welkomstgroet haar tegemoet, die het bitter lot der ballingen vijf jaar proefde. Ontroering versluierde de oogen, die aanschouwden hoe fijngevoelig de Koningin niet in een auto, maar te voet ons land, haar land wilde binnen treden. Geen schitterend comité van ontvangst stond daar in Eede opgesteld. Maar uit de houding der eenvoudige dorpelingen sprak een ontroering, die onze Koningin de tranen in de oogen dreef. Zij zag dat ze welkom was. Dit was voor haar een weldaad, evenals haar komst een weldaad was voor West-Zeeuwsch-Vlaanderen, dat zich niet langer verwaarloosd achtte. DE WITTE GRENSLIJN famiiê

Tijdschriftenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1946 | | pagina 38