VERORDENING
r~
Overdruk uit het Verordeningenblad voor het
bezette Nederlandsche gebied. Stuk 44. Uit
gegeven 23 October 1941
van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
betreffende de oprichting van den Nederlandschen Landstand.
Op grond van par. 5 van het Decreet van den Führer over de uitoefening
van regeeringsbevoegdheden in Nederland van 18 Mei 1940 (R.W.B. I,
blz. 778) bepaal ik:
Artikel 1.
(1) De Nederlandsche Landstand is een openbaar lichaam in den zin van
artikel 152 der Grondwet en is gevestigd te 's-Gravenhage.
(2) De Nederlandsche Landstand heeft verordenende bevoegdheid in
den zin van artikel 153 der Grondwet.
Artikel 2.
De Nederlandsche Landstand heeft in verantwoordelijkheid tegenover het
Nederlandsche volk tot taak:
1) de belangen van de landelijke bevolking te behartigen en te waken
over de eer van de standgenooten;
2) in het kader der door den Staat te geven richtlijnen de bedrijfs
economische aangelegenheden der landelijke bevolking te regelen en
daarover te waken;
3) aan de voedselvoorziening van het Nederlandsche volk mede te
werken.
Artikel 3.
(1) Tot den Nederlandschen Landstand behooren:
1) alle personen, die door hun werkzaamheid of door het ter beschik
king stellen van perceelen grond of water deelnemen aan het productief
maken van den Nederlandschen bodem met inbegrip der binnen- en
kustwateren;
2) de familieleden der onder 1 genoemde personen, voor zoover dezen
geheel of gedeeltelijk voor het onderhoud van genen zorgen.
(2) Vereenigingen, lichamen, instellingen en stichtingen, kunnen onaf
hankelijk van hun rechtsvorm en rechtspersoonlijkheid,
voor zoover zij geen openbaar lichaam zijn en
D voor zoover zij op het in artikel 1 omschreven gebied werkzaam zijn,
door aanwijzing van den in artikel 1 der Verordening No. 41-1941, teneinde
te komen tot een her-ordening op het gebied der niet commercieele ver
eenigingen en stichtingen genoemden Commissaris,
2) voor zoover zij op het in artikel 2, onder 2, omschreven gebied werk
zaak zijn. door aanwijzing van den Boerenleider
in den Nederlandschen Landstand worden opgelost of daarbij aangesloten
dan wel ontbonden.
Artikel 4.
(1) Aan het hoofd van den Nederlandschen Landstand staat de Boeren
leider. Hij vertegenwoordigt den Landstand zoo in als buiten rechte.
(2) De Boerenleider regelt de inwendige organisatie van den Neder
landschen Landstand door het geven van een statuut.
Artikel 5.
(1) Het staatstoezicht op den Nederlandschen Landstand berust bij den
Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Visscherij.
(2) De Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en
Visscherij vaardigt de ter uitvoering dezer verordening noodige voor
schriften uit. Deze worden in de Nederlandsche Staatscourant afgekondigd.
Artikel 6.
Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging.
's-Gravenhage, 22 October 1941.
De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied:
SEYSS-INQUART.
Op grond van bovenstaande verordening heeft de Rijkscommissaris voor
de bezette Nederlandsche gebieden benoemd tot Boerenleider, Hoofd van
den Nederlandschen Landstand,
E. J. ROSKAM Hzn.
te Lunteren.
WANNEER in
ook elders
Drenthe en wellicht
een jong paard wordt
„beleerd" soant menig boer bet niet, di
rect alleen voor den wagen. Eerst wordt
het in tuig gezet, daarna voor een stuk1 .out
gespannen om het te wennen aan de stren
gen. Als alles goed verloopt, wordt het
paard eindelijk in het eenspan gezet, dik
wijls nadat het eerst ook nog naast een
ouder in tweespan heeft learen trekken. Als
het meer „vakkennis" heeft verworven, dus
de leerschool met goed gevolg ieeft door
kropen, komt het alleen vcor den wagen. Een
persoon houdt het „bij <ien ko" vast, de
boer houdt zelf de teuges. Gwt het goed,
dan klinkt al vrij spoedig het commando:
Joa mar lös"! Dam durft de bor het alleen
wel aam, dam gaat hij zelf menen!
We zijn geneigd ddt beeld uit'iet boerenle
ven te vergelijken met den lei. Landstand,
waarin de boer zal mennen, trwijl voorheen
dikwijls anderen zijn paard t den kop vast
hielden. al had hij dan oodischijnlijk de
leidsels.
Komende tot dit eerste numer van het
Landstandsorgaan, zouden r willen opmer
ken dat de „Agrarische Posl vergeleken kan
worden met het jonge paa dat in tuig is
gezet en nog wel eens door ugdig vuur dar
tele sprongen maakte. In „Boer en Erf"
werd het jonge paard bij n kop gehouden,
maar was nog wel eens uifle band.
„I.X1 Landstand" gaat ans haar weg
naar de aangeslotenen b den Nederland
schen Landstand, nadat h commando „Loa
mar lös" heeft geklonke: Dat commando
laten we klinken nu de Benleider ons op
dracht daarvoor gaf. Ma
als het jonge paard vood
wagen is, gebeurt het oq
pers bij de hand die toes|
tele dier verkeerde spn
zooals geschiedt
ft eerst voor den
lier. Er zijn hel-
i'gen als het dar-
4n maakt en niet
altijd naar het „stuur" Stert.
Intusschen zal er naarpreefd worden op
den rechten weg te blij met ons dier en
het „bekvast" te makf Daarvoor zal ons
paard echter eerst „we«s" moeten worden,
daarvoor zal er een ba,
die dit paard bestuur#
degenen aan wie elkd
wordt, moeten groeienf
van een sterken band
tusschen den boer,
et zijn helpers, en
ek iets gebracht
wil tot het leggen
I bij hen die verant
woordelijk zijn voor inhoud van dit
weekblad aanwezig. J6 zal ons liever zijn
dan een zoo innig irJük contact met on
ze lezers
.en Nederlandschen
ganisatie door mid-
n rechten kan ver
plichten wordt ge-
Samen vormen
Landstand als ee:
del waarvan de
krijgen en hem o]
wezen.
De Landstand is d4tantie waarin de lan
delijke bevolking ilar geheel is onderge
bracht. Ten oveiiüe drukken wij hier
naast nog eens iwtreffende verordening
af. Jong en oud, n8n vrouw, boer en land
arbeider, visscherjder en allen die er door
hun beroep in th^hooren, zullen in deze
Landstandsboerdfbaoeten wonen. Het is
goed dat elkeenb daarvan rekenschap
geeft. Wellicht zi#mmigen dan eerder be
reid deze woniii"01" ieder behaaglijk te
helpen inrichtenjden hof te verzorgen.
Het bindmiddel pen alle werkers op de
ze groote Nederfche hofstede is het we-
kelijksch orgaa#t met dit eerste num
mer zich aamkft onder den titel „De
Landstand". Delging in den kop geeft
aan voor welk de 11 gewesten het blad
bestemd is. Hc een bepaald aantal pa
gina's voor alle^en gelijk is, ligt het toch
in de bedoelin het overige deel „het
eigene" van eldest tot gelding te doen
komen.
Ieder voor zic)&c hij of zij ook geplaatst