Opnieuw naar een schoone
dorpsgemeenschap
Het uitwendig karakter zal
aan de sociaal-cultureele
hernieuwing aanpassen
De Landstand nu is een dergelijke organisatie
en deze zal zooals bekend binnen zijn grenzen
opnemen, alle werkers die bij de bodemproductie
betrokken zijn in den ruimsten zin en zal hij dus
huir belangen hebben te verzdrgen.
D E titel, men zou het ook een slagzin kunnen
noemen, boven dit artikel, maakt duidelijk dat de
dorpsgemeenschap dezerzijds als niet schoon
wordt verondersteld en inderdaad, het moge som
migen wellicht onduidelijk in de ooren klinken, de
plattelanders missen voor een groot deel levens
stijl, die zij vroeger bij alle gebreken die het
dorpsleven aankleefden, wel bezaten en met
vroeger bedoelen we dan tot op het laatste kwart
der vorige eeuw.
De techniek stond niet in dienst van de volks
gemeenschap maar overheerschte deze volkomen,
zij bracht nieuwe waarden, de hoeveelheid werd
hooger gewaardeerd dan de hoedanigheid.
De techniek leverde zijn producten, in tegenstel
ling met het oude ambacht, in massa, wat voor
een heeleboel nuttige artikelen een uitkomst was,
voor vele andere gebruiksvoorwerpen echter, die
het menschelijk leven in sijn meer verbeven
uitingen plegen te begeleiden, de berooving be-
teekende van datgene waaraan zij hun schoonheid
danken, het kenmerk van den menschelijken
arbeid.
I I ET is thans geen strijdvraag meer. of de
Staat, behalve het waken over de stoffelijke be
langen van- het Volk, ook tot taak zal hebben,
wetenschap, kunst, goede zeden en een stijlvolle
harmonische samenleving te bevorderen.
Wel zal de Staat zijn taak voor een belangrijk
deel overdragen aan publiekrechtelijke, dat zijn,
binnen eigen kring souvereine organisaties en zal
hij voornamelijk daarvoor hebben te zorgen, dat
de resultante der gezamenlijke werkzaamheid de
zer corporaties, die ieder op hun terrein eigen
groepsbelangen behartigen, gericht zal zijn op het
gemeene volkswelzijn.
Ook voor de zedelijke belangen.
Dit zullen niet alleen stoffelijke, maar ook hun
zedelijke belangen zgn; de fout van het verleden,
alleen datgene wat materieel rendabel is als
nuttig of waardevol te beschouwen, zal niet mogen
worden herhaald.
Het moge zijn, dat in de vorige periode ook voor
materieel onproductieve zaken geld is uitgegeven,
men deed dit dan toch slechts omdat de nood
daartoe dwong en tegen zijn beginselen in.
Dat gaat nu principieel anders worden, de activi
teit zal voortaan ook gericht zijn op algemeen
geestelijke waarden voor de volksgemeenschap.
Het herstel van een organische en schoone sa
menleving op het platteland, belichaamd in de
dorpsgemeenschap, die als een cultureel centrum
voor een nabije omtrek op het platteland kan
gelden, Js zooals we straks nader zullen zien een
waarachtig volksbelang, dat weliswaar niet alleen
door, maar dan toch zeker mede door den Land
stand zal moeten worden verwezenlijkt. Hierbij
denk ik aan de eveneens zoo juist opgerichte
Kultuurkamer, die natuurlijk meer direct het cul-
tureele leven zal beïnvloeden.
Toch kan ook de Landstand in dit verband zijn
beteekenis niet worden ontzegd, want evenzeer
als de Kultuurkamer zelf geen directe kuituur
schept, maar slechts als de vorm is te beschou
wen, waarbinnen het scheppend cultuurleven zich
zal moeten ontwikkelen, zoo zal ook de Land
stand mede de voorwaarden scheppen, zonder
welker vervulling een geordende, schoone dorps
gemeenschap, waarin ieder zijn taak te vervullen
zal hebben, onbestaanbaar is.
Hij zal dus niet alleen bijdragen tot het bereiken
van rechtmatig verdeelde stoffelijke welvaart,
maar ook tot verheffing van het cultureele leven
op het platteland.
Het gemis aan levensstijl.
Wellicht zullen dezen zich afvragen aan welk
euvel de dorpsgemeenschap mank gaat, zoodat
ze niet als schoon kan gelden.
St. Thomas definieert schoonheid als „schittering
der orde" en zonder orde dus geen schoonheid.
In het organische dorp was orde, iedere bewoner
had een taak te vervullen, de bewoners vormden
tezamen met hun kleeding, woning, zeden en
gewoonten een schoone harmonie, zij het ook dat
er, vooral in sociaal opzicht, ook toen tekortko
mingen waren.
Nu dient wel opgemerkt, zoo erg als de verdor
venheid door sommigen wordt voorgesteld is het
lang niet, er is de laatste halve eeuw weliswaar
meer schoons in onze dorpen verloren gegaan dan
welke oorlog ook vernietigen kan, maar er is
gelukkig ook veel waardevols behouden.
Dit moge voor de eene landstreek meer gelden
dan voor de andere en in dit opzicht kumien we
zeggen dat Brabant zeer veel van zijn karakte
ristieke schoonheden wist te behouden, het verval
fhad echter ook zijn laagtepunt nog niet bereikt
en daarom moet het ons verheugen dat de bezin
ning zich inzette, toen nog niet* alles verloren
was.
Hoewel het niet doenlijk is, binnen de ruimte
van dit artikel, een analyse te geven van de
oorzaken die in schier alle levensuitingen tot de
huidige stijlloosheid hebben gevoerd, zullen we
toch in korte trekken de ontwikkeling van het
dorp als gemeenschap probeeren te schetsen en
de aandacht vestigen op die beginselen en ontwik
kelingen, welke wezenlijk tot het verval hebben
bijgedragen.
Het dorp als gemeenschapskern.
2 OOALS het gezin, we zouden het de primaire
gemeenschap kunnen noemen, ontstaan is uit
den drang tot leven en ter voorziening in de da-
gelijksch terugkeerende behoeften, zoo ontstond
het dorp als een gemeenschap van meerdere ge
zinnen ter vervulling van die elementaire levens
behoeften welke niet zoo constant terugkeeren,
echter wel menigvuldiger worden.
De arbeidsverdeeling oiftstond en riep daarmee
de ruil van arbeid en arbeidsresultaat in het
leven, liever gezegd den ruilhandel.
Hoewel de gezelligheidsdrift, de drang naar
samenleven oorspronkelijk wel de .eerste aanlei
ding zal zijn geweest tot het stichten van dorps-
en soortgelijke gemeenschappen, meen ik dat het
.zwaartepunt later toch meer op de voorziening
in wezenlijke levensbehoeften, dus de arbeids
verdeeling is gevallen.
Was deze samenleving eertijds primitief, in den
loop der eeuwen werd ze door de veelheid der uit
te wisselen goederen en diensten en dat over
allengs grooter wordende afstanden, steeds meer
gecompliceerd, desondanks wist men immer, we
kunnen wel zeggen tot op het eind der vorige
eeuw, al deze levensuitingen tot een eenheid sa
men te binden.
Op het einde der 19e eeuw kwam hierin veran
dering en werd de orde grondig verstoord door
de opkomst der techniek,
welke wezenlijk tot het
verval bijdroeg. De libe
rale economie maakte
zich weldra meester van
deze techniek omdat ze
daarin een geschikt mid
del zag om haar eigen
baatzuchtig doel te be
reiken, het bedrijfsleven
kreeg een enorme uit
breiding, het handwerk
moest in steeds sneller
tempo plaats maken voor
de machinale, d.i. massa
productie, maar tegelijk
maakte de arbeidsvreug
de plaats voor arbeidsdwang.
Aanvankelijk steeg de welvaart verbazingwek
kend, maar spoedig leidde *4e vrijheid tot een
staathuishoudkundige chaos. Om een ordelijke
samenleving in stand te houden bleek meer noodig
dan elk individu zonder noemenswaardige beper
king zijn eigen belangen te laten nastreven.
Het is duidelijk, dat de schuld niet lag bij de
techniek als zoodanig, maar bij het misbruik er
van, men was bereid onze traditie aan de techniek
en den allesoverheersohenden technischen geest op
te offeren.
De techniek ontglipt den mensch.
De techniek bracht ons ook de snelheid, zij
maakte de wereld klein, zij bracht ons echter
ook de gemakzucht. Deze gemakzucht werd nog
versterkt door den arbeidersstrrjd om sociale
verbeteringen, waarin de arbeid werd voorgesteld
als een noodzakelijk kwaad, waarvan men zien
ten spoedigste moest trachten te ontdoen. Het
snelverkeer maakte ook het dorp los uit zijn
isolement, het bracht verbinding met de stad en
daardoor een verandering in de levenswijze. De
typische kleeding geraakte in onbruik, de streek
eigen landelijke bouwkunst kwam in ver-val, de
overgeleverde, deels eeuwenoude gebruiken wer
den prijsgegeven. De plattelander wilde een
„moderne" woning of boerderij bezitten, de een
voudige traditioneele dorpswoning, naar een vast
type door den dorpstimmerman vakkundig ge
bouwd, werd te gewoon, de boer verkocht zijn
oude meubelen en familiestukken, die van ge
slacht op geslacht waren overgegaan en gaf de
voorkeur aan nieuwmodische, meest ziellooze
prullen. Dit alles waren symptomen van de heer-
schende ontreddering op het platteland, welke
parallel ging met de voortschrijdende techniek.
Ook in sociaal opzicht was elke orde zoek, d.w.z.
de verhoudingen der deelen van de volksgemeen
schap ten opzichte van elkaar waren verkeerd,
massa's werkloozen en kwijnende zakelh, kortom
de arbeidsverdeeling was in den war met alle ge
volgen daaraan verbonden.
Al deze factoren tezamen, waarvan echter vooral
de reeds eerder genoemde gemakzucht, welke den
arbeid in discrediet bracht, hadden tot noodlottig
gevolg de z.g. landvlucht of de trek naar'de
steden.
Naar nieuwen bloei van 't dorpsleven.
ANNEER we echter bedenken Sat een
gezond platteland is als een onuitputtelijke bron,
waaruit het volk als geheel zijn levenskracht
uit, dan behoeft de noodzakelijkheid, deze bron
in stand te houden, niet te worden aangetoond.
Alleen in stand houden is op dit oogenblik echter
onvoldoende, we moeten het dorpsleven tot her-
'nieuwden bloei brengen.
De dorpsgemeenschap zal op de eerste plaats
aan allen wederom een waardig en verzekerd be
staan moeten bieden, maar dit niet alleen, we
zullen, voortbouwend op onze traditie door sa
menwerking van alle bevolkingsgroepen, ieder op
natuurlijke, d.w.z. organische wijze in beroeps-
standen georganiseerd een nieuwe volksche cul
tuur, een nieuwe levenshouding moeten scheppen,
waardoor opnieuw verbondenheid aan bodem en
huis zal ontstaan, evenals vroeger.
Dat wil geenszins zeggen dat de moderne ont
wikkeling van het dorpsleven moet worden te
ruggehouden, dat aan allerlei voor onzen tijd
doode of verouderde gebruiken tegen alles in
moet worden vastgehouden, integendeel, om
het gestelde doel te bereiken zullen we ons moe
ten bedienen van alle middelen die de moderne
tijd ons biedt.
De plattelander zal weer werkelijk moeten kunnen
leven op het dorp zonder zijn heil al te veel in
de stad te moeten zoeken.
Het vraagstuk van de besteding van den vrijen
tijd zal dus in de dorps
gemeenschap op speci
fieke wijze dienen te wor
den opgelost.
We zullen nieuwe mo
derne woningen bouwen,
maar dan echte dorps
woningen, grootscb in
hun eenvoud en geen
z.g. „heerenhuizen" of
villa'tjes en dit moet
kunnen zonder ,hulp"
van de schoonheidscom
missies en dergelijke in
stituten meer.
Onze boerderijen zullen
weer echte boerenbehui-
zingen worden, traditioneel en meer in het land
schap gegroeid dan gebouwd, maar tevens zuilen
het moeten zijn aan de moderne landbouwme
thoden volledig aangepaste bedrijfsgebouwen.
Een gemeenschappelijk cultuurbezit.
H ET besef di^nt te worden gewekt, dat het
aanzien van het platteland een gemeenschappe
lijk cultureel bezit is, waaraan niemand ten eigen
bate mag raken en we zullen er een eer in dienen
te stellen al datgene wat ons dorpsschoon we
zenlijk heeft aangetast, op te ruimen en het
werkelijk schoone tegelijk tegen verval te be
schermen, al is het dan ook niet rendabel in
materieel opzicht.
Deze gezindheid is natuurlijk niet met een slag
tot gemeengoed van ons volk te maken, maar
het zal tijd kosten en de opvoeding van de jeugd
in den nieuwen geest zal daartoe een groote
stoot kunnen geven.
Het belangrijkste is echter, dat de gebreken reeds
geruimen tijd zijn onderkend en de drang naar
vernieuwing in breeden kring vasten voet heeft.
Het is duidelijk dat dit alles een geweldig pro
gram op zich is en het is zeker dat met de op
richting van den Landstand een groote schrede
naar een nieuwe toekomst is gezet, wijl hiermede
de sociale en economische voorwaarden worden
vervuld zonder dewelke een werkelijke herschep
ping van een gezonde, volksche dorpsgemeen
schap onmogelijk is. Hoe zich deze vernieuwing
in onderdeden zal ontwikkelen dient te worden
afgewacht. De nieuwe Staat zal de verdere ont
wikkeling niet aan het vrije initiatief overlaten,
maaj- deze in de goede richting stimuleeren.
De strijd welke Europa thans voert tegen de
chaos en voor de veelal nog slecht begrepen
„nieuwe orde" voor een nieuw Europa en daarmee
voor een nieuw Nederland gaat zeker niet het
minst om deze geestelijke goederen en is daarom
in dezen zin van grootsche beteekenis.
H. NELISSEN, HOEVEN.
DINTELOORD
Brand op een boerderij
Op 5 Januari j.L des avonds brak brand uit in
de schuur van den heer v. d. Noort in den
Prinsl. Polder. Met veel moeite kon het zich in
de schuur bevindende vee worden gered. Slechts
enkele dieren verbrandden. Veel materiaal en
graan ging in vlammen op. De schade beloopt
ongeveer 30.000.
Zooals het gezin, we zouden het de primaire
gemeenschap hunnen noemenontstaan' is uit
den drang tot leven en ter voorziening in de
dagelijksch terugkeerende behoeften, zoo
ontstond het dorp als een gemeenschap van
meerdere gezinnen ter vervulling van die
elementaire levensbehoeften welke niet zoo
constant terugkeeren, echter wel menigvul
diger worden".
Zoo schrijft Herm. Nelissen, architect B.N.A.
in dit artikel. Op belangwekkende wijze geeft
hij weer, hoe unj opnieuw tot een schoone
dorpsgemeenschap komen.