11
Nederland
VzodudUslofy 19bZ
Welke gewassen verbouwen
op gescheurd grasland?
15
Ruim honderdduizend hectare grasland zullen zoo dadelijk
gescheurd zijn, en vele boereq zullen zich thans afvragen welke
gewassen daar met het meeste nut voor onze voedselvoorzie
ning op te telen zijn. Daarom sprak de Rijkslandbouwconsulent
voor Zeeland, Ir. C. Droogeridijk, in een radiorede over dit
onderwerp.
Ir. Droogendijk zeide daarbij o.m. het navolgende:
Bij de behandeling van het onderwerp: „Welke gewassen op
het gescheurde grasland te verbouwen" zal ik mij beperken
tot de hoofdzaken en tot het maken van eenige algemeene
opmerkingen. Het is trouwens niet mogelijk om een voor het
geheele land geldend advies te geven. De omstandigheden
loopen daarvoor te veel uiteen
Grondsoort, zoowel wat betreft bouwvoor als ondergrond,
hoogteligging der perceelen, tijd en wijze van scheuren, kans
op vreterij en andere landbouwtechnische factoren, spelen bij
de gewassenkeuze een belangrijke rol, terwijl ook economi
sche factoren van beteekenis zijn.
Het is dan ook raadzaam, dat landbouwers, die geen ervaring
hebben op het gebied van grasland scheuren, zich om advies
wenden tot den landbouwvoorlichtingsdienst in hun streek.
Daardoor zal vaak teleurstelling kunnen voorkomen worden,
omdat bij het advies rekening kan gehouden worden met de
plaatselijke omstandigheden
Het ligt voor de hand, dat men zich bij de gewassenkeuze in
hooge mate laat leiden door de ervaringen, dië de practijk in
vroegere jaren heeft opgedaan. In 1918 is in ons land heel wat
grasland gescheurd en de resultaten, die toen zijn verkregen,
werden in een rapport verwerkt, terwijl door een enquête,
welke een paar jaar geleden door den landbouwvoorlichtings
dienst is gehouden, onze kennis weer wat is uitgebreid.
Uit deze rapporten blijkt, dat de uitkomsten niet overal de
zelfde waren, wat trouwens ook wel te 'verwachten is.
Een gewas, dat in de eerste piaats onze aandacht vraagt is de
aardappel. Daarmede zijn in verschillende deelen van ons land
goede resultaten verkregen. Toch zijn er wel gebieden, waar
men het .denkbeeld om aardappels te verbouwen, reeds bij
voorbaat verwerpt, zonder dat evenwel vaststaat, dat in de
betreffende streek daarmede voldoende ervaring is opgedaan.
Men zal voor aardappels iets dieper moeten ploegen dan voor
andere gewassen, en ook dan zal men speciale maatregelen
moeten nemen indien men een vorentrekker wil gebruiken en
wil aanaarden. Men kan echter ook zonder vorentrekker po
ten; en aanaarden is niet overal noodig. Wanneer de zode vóór
het ploegen door een schijfegge goed is stukgemaakt, zullen
de moeilijkheden bij het poten en aanaarden grootendeels
overwonnen zijn. Daar op gescheurd grasland nogal eens vre
terij voorkomt, dient men hiermede tevoren rekening te hoy
den. Tegen emelten gebruike men het bekende mengsel van
zemelen en Parijsch groen. Tegen ritnaalden of koperwormen
is helaas weinig te doen Deze houden zelfs van aardappels,
doch indien groote poters worden gebruikt, wordt voorge-
kiemd en niet al te vroeg wordt gepoot, zoodat de groei direct
kan beginnen, heeft men een goede kans een best gewas te
verkrijgen.
Ook moet worden gedacht aan sproeien bij die soorten, welke
voor aardappelziekte vatbaar zijn, daar op gescheurd gras
land vaak veel loof wordt gevormd en de rijping wat laat valt.
Ook schurft treedt nogal eens op, vooral op lichtere gronden,
die kalkrijk zijn. Gewoonlijk valt de aantasting het eerste jaar
mee, doch heeft men er in de volgende jaren meer last van,
evenals dit bij een kalkbemesting op bouwland het geval is.
Uit mededeelingen van mijn collega's hier te lande bleek
mij, dat velen, speciaal voor de zand- en dalgronden,
de aardappel ais het meest geschikte
gewas beschouwen
MEN NEME BIJ VOORKEUR GROOTE SOORTEN, DIE VEEL
OPBRENGEN, al zijn het geen fijne consumptieaardappels.
'Alpha, die weinig last heeft van schurft, is een goede soort voor
de klei. Ook Voran, Bintje, Eigenheimer, Bevelander, Industrie,
Noordeling en enkele soorten komen in aanmerkine
Een gewas, waarmede vooral in de kleigebieden goede resul
taten worden verkregen, is de erwt. In Zeeland neemt de erwt
als eerste gewas een grootere plaats in dan alle andere gewas
sen tezamen, doch ook.in West Brabant op de Zuid-Hollandsche
eilanden en in andere kleistreken wordt de erwt als het meest
zekere gewas beschouwd Landbouwkundig lijkt het eenigszins
vreemd, dat de erwt, die zichzelf toch met de luchtstikstof kan
redden, in een gescheurde zode wordt verbouwd, waarin vaak
een flinke hoeveelheid stikstof opgehoopt is, die voor hak-
vruchten veel meer rendabel zou zijn. Erwten-verbouw heeft
echter weinig risico.
he erwt wordt bovendien vroeg ycuogbi en
laat een zeer goedz stoppel na, die z ch
uitstekend leent om er koolzaad in te zaaien
Meestal ne^emt men kleine groene erwten met kort en stevig
stroo bijv. Unica of Plukerwt, doch ook met andere rassen
worden goede resultaten verkregen.
Bruine dow-,1 woraen ook met succes op gescüeiiru grasland
verbouwd. Zij komen in verband met den laten zaaitijd vooral
in aanmerking als het vroeger in het voorjaar gezaaide gewas
mislukt is of indien door bijzondere omstandigheden het scheu
ren eerst laat in het voorjaar kon plaats hebben
Bij de teelt van veldboonen.moet men Waalsche en Wierboo-
nen prefereeren boven paarde- en duiveboonen, omdat de
eerste soorten korter stroo hebben en eerder rijp worden.
In sommige gebieden, speciaal op lichte kleigrond, waar de
teelt van dit gewas van belang is, wordt vlas op gescheurd
grasland verbouwd.
Men kan dan soms zeer goede opbrengsten krijgen, doch de
kwaliteit van het product is vaak minder goed doorda* 'e vezel
te grof wordt.
Op wat lichtere gronden komen granen in aanmerking, mits
rassen met stevig stroo worden genomen. Vooral de haver is
hier op zijn plaats, en in de zandstreken is het dan ook een
der voornaam.ste gewassen op gronden, die voldoende vochtig
zijn. Binder, Mansholt III en Adelaar hebben stevig stroo.
Adelaar zou op vruchtbaren grond wel eens minder geschikt
kunnen zijn, omdat het stroo later rijp is dan het zaad. De
ouderwetsche Zwarte President heeft minder last van ontgin
ningsziekte dan de genoemde rassen
Wil men zomergerst beproeven, dan verdient vooral het ras
Abed Kenia met stevig stroo de aandacht.
Voor wintertarwe is het nu wel te laat geworden. Een over-
gangstarwe als Bersée ef Chanteclair kan nog wel worden ge
zaaid, terwijl men van de zomertarwes de Van Hoek zome»-
tarwe kan nemen.
Bieten is een gewas, dat kan proliteeren van het in de zode
opgehoopte plantenvoedsel, cloch de resultaten vallen nogal
eens tegen, omdat dikwijls mislukking door vreterij optreedt.
Het is geen gewas voor gronden waar kalkgebrek voorkomt.
Van de suikerbietenrassen hebben Kühn en Hilleshög dit voor
boven Klein Wanzleben, dat ze wat vroeger zijn en minder
loof vormen. Het suikergehalte wordt op gescheurd grasland
eenigszins gedrukt en op sommige gronden heeft men last van
vertakte bieten. Van de voederbieten is het groenkraagtype,
dat een goed drogestofgehalte heeft, wel aan te bevelen. In
verband met de kans op vertakking neme men op sommige
gronden liever een biet die voor een groot deel boven .den
grond groeit.
Het komt wel eens voor, dat tegelijk met de bieten wat kool
rapen worden uitgezaaid. Vallen er veel bietenplantjes weg,
dan laat men de koolrapen staan, anders worden ze weggehakt.
Ook kan men koolrapen na een mislukt gewas zaaien tot het
laatst van Juni, terwijl ze tot half Juli nog kunnen worden
verplant.
Een zeer goede vrucht op gescheurd gras
land is koolzaad
doch meestal is er nog niet gescheurd in den tijd, dat dit gewas
gezaaid wordt. Als tweede gewas komt het vooral in aanmer
king na erwten, vlas en vroege aardappels, terwijl ook twee
jaren achtereen koolzaad verbouwd kan worden.