de nl. ook een groote ruimte, waarin' mensch
en dier tezamen woonden zonder eenige af
scheiding.
In wezen hebben we hier te doen met het oud
ste Indogermaansche typeboerderij. Als in
gang dient bij het losse hoes ook de „bans-
deure" of „mendeure"; aan de wand bij de
voordeur is de „götte" of waschhok. Meer als
apart vertrek tusschen het voorhuis en de
deel vindt men ook in de Achterhoek nog de
„götte", die men kan vergelijken met de
„pompestroate" in de kop van Overijssel.
Daar het Saksische type over een uitgestrekt
geljied verspreid is (voor wat Nederland be
treft komt deze huisvrouw voor in het Oosten
van Groningen en Drenthe, in Overijssel, Gel
derland, Utrecht, ZuidHolland en Noord
Limburg; het zuiverste type treft men aan in
Twenthe, den Achterhoek van Gelderland,
Drenthe en Westerwolde) wil ik op den oer
vorm, zooals we die thans nog in het „lösse
hoes" terugvinden in het Openluchtmu
seum te Arnhem wordt «en gaaf exemplaar
voor het nageslacht bewaard nog even die
per ingaan. Wat ons dan we] het allereerst
treft is de groote overzichtelijkheid (Men ver
gelijke bv. met het Z. Limburgsche type of
nog beter met het FrankischKeltische ty
pe, waaraan ik verder nog enkele woorden
hoop te wijden). De deel moge het middel
punt zijn, waarom zich alles wat de boerderij
aangaat concentreert, de haard is het gees
telijk middelpunt: het centrum van het fa
milieleven. Vanaf de vaste plaats bij den
haard overziet het hoofd van het gezin het
geheel als schouwtooneel, het roerige, kleuri
ge leven in stal en „kamer". De haard is het
eeuwige, centrum in leven en dood; de
schouw zelf het symbool van het onverganke
lijke, waar telkensonder de smeulende assche
het jonge vurige leven fel opvlamt, als het
haardvuur nieuw voedsel heeft gekregen.
Oorspronkelijk slechts een rond gat in "de
vloer, waarop turf, hout en schadden (plag
gen) werden gebrand.
Werd nieuw bloed in de kleine familiegemeen
schap opgenomen, dan werd deze plechtigheid
wèderonj bij den haard gevierd: de bruid
werd om de haard geleid, z.g. gehaald. Dat
„halen" was natuurlijk alleen mogelijk bij
een geheel vrij liggende haard en toen men
later dan ook de stookplaats tegen de muur
ging bouwen werd de haard door een haal of
ketting (waaraan de ketel werd gehangen)
vervangen. Deze ketting werd dan naar voren
getrokken of aan een balk midden in het ver
trek opgehangen. De bruid werd dan driemaal
door den bruidegom om deze ketting geleid
of ook wel werd haar de ketting omgeslagen.
Met het verschijnen van de modernen „haard"
of kaohel is dit zinrijke huwelijksgebruik ver
dwenen. Werd aanvankelijk alleen de bruid
.gehaald", later vond ook de inhuldiging van
nieuw personeel op deze wijze plaats. In Bra
bant en Limburg bv. was dit nog tegen het
eind van den vorigen wereldoorlog in zwang.
Een lied of spreuk, dat bij het „haalleiden"
r.ogals eens werd gehoord, luidt:
Ik haal U in den naam des Heeren,
In dit huis zult gij verkeeren,
Niet als meid, maar als vrouw,
En wees'Uw man getrouw.
Zoo was de haard de heiligste plaats van het
huis. Daar, in de gemeenschap van' mensch en
vee, op het tooneel van het bonte leven, werd
ook het lijk ter schouw gelegd. En de schoor
steen, die eerst jater de walmgaten ging ver
vangen, vormde den verbindingsweg tusschen
het aardsche en het bovenzinnelijke, tusschen
mensch en geestenwereld. Vandaar dat Sinter
klaas (herinnering aan Wodan's wilde jacht
met zijn ros Sleipnir) door den schoorsteen
zijn goede gaven rijdt! Zoo is de haard van
aloude offerplaats tot moderne stoosgalegen-
heid het gezellig middelpunt van het intiem
huiselijk leven geweest.
Wat de boerderijenbouw aangaat, onderschei
den we in ons land vier hoofdtypen. Behalve
de reeds genoemde treffen we nog het Fran
kischKeltische type aan, dat ook wel lang-
geveltype wordt genoemd. Afzonderlijke dee-
len van het huis naast elkander gebouwd en
gescheiden door wanden, die loodrecht op den
langgevel staan is wel het hoofdkenmerk van
deze bouw. Het woonhuis begint bij den voor
gevel, waarna komen de voorstal, koestal,
deel, schuur of bergplaats voor het hooi en de
„schop" of bergplaats voor het gereedschap
en brandhout, alle van elkaar gescheiden! De
inrichting is niet alleen onpractisch, maar
ook laat de zindelijkheid nogal iets te wen-
schen over. Dit type. waarop ik hier verder
niet zal ingaan, treft men overaj aan in Bra
bant (behalve in Zevenbergsche hoek) en
NoordLimburg. Verder sporadisch langs "de
zeekust van NoordHolland, in het Gooi en
op de Veluwe.
De hoevebouw is in den loop der jaren betrek
kelijk weinig aan vormverandering onder
hevig geweest. De boer is conservatief in den
bouw van zijn woning en blijft zijn boerderij
inrichten, zooals de voorvaderen vonden dat
het goed was. Nieuwe bouwstijlen mogen hier
en daar al eens terrein gewonnen hebben
zeer zeker meestal tot schade van het aloude
levenskrachtige type in groszen und gan
zén kan men overal het grondtype herken
nen. Ook ziet men vaak bij kolonisatie het
eigenaardige, doch zeer goed verklaarbare,
verschijnsel optreden dat de boer het woning
type getrouw blijft, dat hij steeds heeft ge
kend; het is de liefde tot het eigene die
spreekt en boerenbloed verloochent zich niet!
„De hoeve is het. hart van het boerenleven"
zegt dr. Jos. Schrijnen ergens in zijn stan
daardwerk over Nederlandsche volkskunde,
waaraan we enkele gegevens voor dit artikel
dankbaar hebben ontleend.
En hij vervolgt, sprekende over het oud-
Saksische erfrecht: „Bij het erfrecht staat de
ondeelbaarheid van de hoeve en het hoeve-
land op den voorgrond. Daarom werden de
jonge zoons en dochters, die^ de hoeve verlie
ten met vee en huisraad tevredengesteld, ter
wijl de boer zijn wensch kon vervullen: de
hoeve voor de familie te behouden. Zoo hoort
men nog „De hoeve moet bij het bloed blij
ven" en „hoeve gaat boven het kind."
Zal t.z.t. het Erfhoeverecht ook in Nederland
weer opgeld doen en uit de verschillende
redevoeringen van den Boerenleider Roskam
bij de installatie van den Landstand in de di
verse provincies is wel gebleken, dat die tijd
niet verre meer is dan zal in de toekomst
de hoeve niet meer versjacherd kunnen wor
den maar als onvervreemdbaar familiebezit
BIJ DE FOTO'S: Bovenste foto, vonge pagina
een boerderijtype dat in de drie Noordelijke
provincies veel wordt aangetroffen. Beneden:
een Friesche stelpboerderij. Op deze pagina
bovenaan: specifieke oude Saksische boerderij
in Drenthe Beneden een teekening van een
Limburgsche boerderij. Foto's De Jong (2)
en archief A.P. (1), teekening I. Holstein.
blijven voortleven ter eere van het geslacht!
Vroeger droeg elk boerenerf zijn eigen naam
en oorspronkelijk ook zijn eigen huismerk:
een eenvoudige uit enkele lijnen samengestel
de figuur, later een monogram. De naam blijft
onafscheidelijk aan het huis verbonden, on
verschillig wie het gaat betrekken. Het „heem"
of „heim" gaat boven het geslacht! Het lo
gisch gevolg hiervan is dan ook dat de hoeve
namen ouder zijn dan de familienamen.
„On revient toujours a ses premières amours"
zegt de Franschman en zoo kom ik dan weer
terug op mijn geliefden Achterhoek die men
om de gulle gastvrijheid, hartelijke tegemoet
komendheid en spontane bereidwilligheid van
zijn bewoners wel lief-moet krijgen, aj is het
dan niet direct „de éérste liefde, waartoe
men terug komt!" Ook met de boerderijof
huisnamen heb ik tijdens mijn diensttijd in
den Achterhoek kennis gemaakt, ja, sterker
nog: ik leerde verschillende menschen ken
nen, die later toen het „op schrijven aan
kwam" eigenlijk een geheel anderen naam ble
ken te dragen dan die, waaronder ze op hun
dorp bekend staan. Ik had die kennissen nooit
anders aangesproken dan met hun boerderij
namen en geen mensch denkt er ook. over de
familienaam te bezigen: de hoevenaam gaat
voor en wordt vrijwel alleen gebruikt! Alleen
bij officieele gebeurtenissen komt de „echte"
naam ter tafel. Niet alleen is een groot aantal
van deze boerderijnamen ontleend aan uit-
hangteekens (waartoe ten deele ook dierna
men behooren als Nachtegaal, Koekoek etc.)
maar ook berusten ze op persoonsnamen of
wijzen ze op omgeving, dé ligging van het huis
of het Beroep van den bewoner (een maalde
rij bv. die van Vader op zooh overging)Moge
ik ter illustratie slechts een greep doen uit
mijn Achterhoeksche verzameling, waarbij de
eerste naam, de huisnaam is, dus de naam,
waaronder de familie, die het huis thans be
woont wijd en zijd bekend staat, terwijl tus
schen haakjes voorzoover mogelijk de
naam van den tegeriwoordigen bewoner staat
aangegeven. Zoo staat in de buurtschap
Slangenburg onder Doetinchem de boerderij
de Steenhouwer (de bewoner heet Wensink).
In Toldijk, gemeente Steenderen, heb ik o.m.
aangetroffen: 't Moezegat (Zadelhof), 't Mul
derslag, De Wuus (Smeenk), Zusteis (E. Jan
sen), Overmaat (Goossens). 't Til (B. Meme
link), de Borriskamp (Jansen), Bloemendaal
(Jansen), De Schiphorst (Hartman), De Roo-
deheuvel (Reusink), De Heeckerenskok, De
Butenkamp, De Russer, De Barger, De Ros-
mulder (Hulsteyn), De Donderwinkel.
Zooals gezegd in de wandeling worden de be
zitters van huisnamen steeds met dien boerde
rijnaam aangesproken en komt er een nieuwe
bewoner op de hoeve, dan krijgt hij de naam
van het huis. Een buitenstaander staat dan
ook dikwijls voor verrassingen
De bewoners worden dan bv. ook aangespro
ken als Zuster's Evert, Herman Zusters,
Bloemendaal's Willem, Ever*- van d<m Futen
kamp, Hein van den Rosmuldèr, Willem van
't Moezegat, Marinus van t Mulderslag etc.
Zoo blijven de namen leven onder 't volk als
onvergankelijke waarden van een onverganke
lijk ras: ons Nederlandsche hoerendom!
TOM VOS.