VAN DE DIRECTIE VAN DEN LANDBOUW
Haalt zoo veel mogelijk van
het grasland
Het gebruik van kalkstikstof
Voederbietenrassen
Afweermiddelen tegen
vogelt c'iade
Het is noodzakelijk, dat in den komenden zo
mer alle krachten worden ingespannen om
zooveel mogelijk wintervoer van het grasland
land te halen. In den komenden winter zal
geen krachtvoer meer voor het rundvee be
schikbaar. zijn, terwijl de bouwlandproductie
grootendeels voor menschelijke consumptie
noodig zal zijn. De verkleinde oppervlakte
grasland zonder stikstofkunstmest zal dus ook
in den winter het benoodigde veevoer moeten
leveren.
Er is reeds vele malen op gewezen dat ge
tracht moet worden de verliezen bij hooiwirv-
ning en inkuilen te beperken, door herhaald
opperen of door het gebruik van ruiters en
toevoeging van zuur of melasse.
Bij de beweiding hebben echter waarschijnlijk
nog steeds de grootste verliezen plaats. Het is
in de eerste plaats dan ook van belang dat
getracht wordt om bij de beweiding zoo zuinig
mogelijk met het gras om te gaan, zoodat er
zooveel mogelijk voor het wintervoer over
blijft. Nu zijp er verschillende methoden
waardoor dit bereikt kan worden, nl.
Ie. Omweiden op kleine perceelen. Bij som
migen heeft ten onrechte de meening post
gevat dat het omweidingssysteem alleen Voor-
deelen zou bieden indien er volop met stik
stof kan worden gemest. Deze meening is
echter onjuist. Het groote voordeel van snel
omweiden is juist dat het land volledig en
snel kaal geweid wordt, waardoor er geen
bossen blijven staan die nieuwen grasgroei be
lemmeren. Het land krijgt dan weer een tijd
rust en er is gelegenheid om in natte tijden
den mest te verspreiden door bv. het land te
sleepen of in droge' tijden den mest op hoopen
te brengen. Door geregeld de bossen te maaien
wordt ook de onkruidlbestrijding sterk be
vorderd.
De meest gewenschte lengte van het gras bij
inscharen is ongeveer een handbreedte. In
dien het gras langer is. bestaat het gevaar
dat er te veel vertrapt wordt. Het is beter om
dan een perceel uit te sparen voor het win
tervoer.
2e. Het is verder gebleken dat bij flinke stik
stofbemesting en snellen, weligen groei het
eiwitgehalte van het gras in vele gevallen
zoo hoog is dat het vee bij de beweiding te
veel eiwit opneemt. Vooral in den nazomer
komt dit nog al eens voor. Dit kan wprden
voorkomen door het vee gedurende een ge
deelte van den dag in een afgegraasde weide
te jaten of 's nachts op stai te zetten en dan
zoo mogelijk wat stroo of kaf te verstrekken.
Op. deze wijze wordt een groote bezuiniging
van het grasgebruik bereikt.
3e. In verschillende deelen van het land
wordt vooral op de kleinere bedrijven een
zeer economisch gebruik van het gras bereikt
door het vee te turen. De toestanden in vele
van onze weidebedrijven zijn niet geschikt om
dit toe te passen doch voor vele van onze be
drijven verdient het toch wel overweging of
men op deze. manier niet zaj trachten' meer
van het grasland te halen. He*- vraagt veel
werk doch dit maakt zich in dezen tijd wel
betaald. Het verdient aanbeveling om hier zoo
mogelijk wat stroo of kaf bij te voeren.
4e. Hetzelfde geldt voor het stalvoederen.
In Friesland is dit o.a. zeer normaal in den
herfst? Bekend is het gezegde dat de koeien
bij nat herfstweer met vijf bekken vreten. Dit
kan worden voorkomen door het vee vroeg
op de stal te.halen en het gras gemaaid te
voeren. Ook hier kan een besparing op het
grasgebruik worden verkregen door verstrek
king van stroo of van hooi van minder goede
kwaliteit. Men is hierdoor in staat om een ge
deelte van het nazomergras voor inkuilen te
bestemmen. Deze methode verdient zeker
meer algemeene navolging want er gaat nog
veel gras verloren door vertrappen en doordat
het land te ruig den winter ingaat. Indien er
geen gevaar van stuktrappen van de zode is
verdient het wej aanbeveling om het vee een
gedeelte van den dag op een afgegraasde wei
de te laten loopen.
Elke boer zal voor eigen bedrijf moeten na
gaan welke methode het meest in aanmer
king komt. Het is echter noodzakelijk dat
een ieder in dezen tijd tracht de grootst mo
gelijk productie van het land te behalen.
Kalkstikstof neemt onder de stikstofmest
stoffen een geheel bijzondere plaats in. Deze
waardeering is echter niet zoo zeer te dan
ken aan haar waarde als meststof, doch voor
al aan haar eigenschap als onkruidbestrijf
dingsmiddel.
Bezien wij de kalkstikstof in de eerste plaats
als stikstofmeststof, dan' valt allereerst op te
merken, dat de stikstof er voornamelijk in
voorkomt als calciumcyaanamide, een stik
stofverbinding, welke niet door de planten
kan worden opgenomen. Daartoe moet het
eerst in den grond verschillende omzettingen
ondergaan, waarbij bacteriën een rol spelen.
Daar voor deze omzettingen tijd noodig is,
mogen we dus een geleidelijke werking van
kalkstikstof verwachten.
Kalkstikstof bevat 10% ongebluschte en 8%
koolzure kalk, terwijl bovendien bij de om-
estting van calciumcyaanamide in den grond
nog koolzure kalk gevormd wordt. Begrijpe
lijk is, dat het door haair gehalte aan kalk
een alcalisché meststof is, welke op licht
zure gronden op haar plaats is. Al te zuur
mogen de gronden echter weer niet zijn, daar
in deze gronden de voor de omzetting noodige
bacteriën ontbreken.
Kalkstikstof bevat 20.5% stikstof. Vele land
bouwers waardeeren echter, vooral bij late
aanwending de stikstof in 100 kg -kalkstikstof
niet hooger dan 15 kg. Op proefvelden bleek
de stikstofwerking uiteen te loopen, zoodat
de werking wat wisselvallig is.
Eén belangrijk bezwaar tegen het gebruik van
kalkstikstof is, dat deze meststof bij het
strooien sterk stuift en daarbij bijtend op de
huid inwerkt. Het verdient dan ook aanbe
veling bij het zaaien gebruik te maken van
een stofmasker, een dichte voorschoot en
beenkappen, terwijl de mouwen tot boven de
elleboog opgestroopt "dienen te worden.
De z.g. geoliede kalkstikstof stuift belangrijk
minder dan de ongeoliede. Bovendien kan het
stuiven worden tegengegaan door de kalk
stikstof te mengen met vochtig zand of met
vochtig kalizout. Door het blusschen van de
ongebluschte kalk in de kalkstikstof wordt
de massa warm. Wanneer na eenige uren het
mengsel is afgekoeld, moet het worden uit
gestrooid, daar het anders hard wordt. Ook
met daaryoor geschikte kunstmeststrooiers is
kalkstikstof goed uitstrooibaar.
Uit het bovenstaande blijkt, dat kalkstikstof
als meststof niet onverdeeld gunstig beoor
deeld kan worden. Het is dan ook voorname
lijk aan haar bijzondere kwaliteiten als on
kruidbestrijdingsmiddel te danken, dat het
gebruik er van de laatste jaren zoo sterk is
toegenomen. Kalkstikstof werkt n.l. schade
lijk op kiemende zaden. Echter niet alleen op
onkruidzaden-; doch evenzoo op de zaden der
icultuurgewassen. Het.is dan. ook om deze re
den, dat deze meststof minstens 10 dagen
vóór het zaaien of de opkomst der aardappe
len moet worden uitgestrooid. De kiemende
onkruidzaden worden in dien tijd gedood en
men behoudt den eersten tijd schoon lard.
Bij overbemesting werkt kalkstikstof bijter1 a
en men maakt van deze eigenschap gebruis
het onkruid in zomer- en wintergraan te. ver
delgen. Op zomergraan wordt kalkstikstof
aangewend, als het graan 10 a 12 cm boven
den grond staat en het onkruid 2—4 blaadjes
heeft. Op tijdig gezaaid wintergraan wordt
het in de tweede helft van Januari of begin
Februari uitgestrooid. Voor laat gezaaid win
tergraan wacht men tot begin Maart. Ge
woonlijk gebruikt men voor onkruidbestrijding
250 kg. kalkstikstof per ha., doch bij een goe
den stand van 't gewas en veel onkruid kan
zonder bezwaar 350 kg. per ha. worden aan-
gewend. Wel is waar lijden de granen meer
of minder van de bijtende werking der kalk
stikstof, doch de gewassen herstellen zich
gewoonlijk spoedig.
In afwijking van de bestrijding van onkruid
met fijn gemalen kainiet, is het bij gebruik
van kalkstikstof niet noodzakelijk, dat na het
uitstrooien over bedauwde of beijzelde plan
ten, zonnig weer volgt. Wanneer de dag maar
droog is, dan ziet men na korter of lange»
tijd, soms pas na 14 dagen, dat het onkruid
dood gaat Zelfs korenbloem en windhalm
worden er door gedood, wanneer de plantjes
niet te groot zijn Ook voor onkruidbestrijding
ln grasland kan kalkstikstof uitstekend dienst
doen.
Daar ongeoliede kalkstikstof veel meer stuift
dan geoliede, is de eerste het beste voor on
kruidbestrijding geschikt. Uit de hand strooi
en hiervan gaat bezwaarlijk, doch men kan
deze kalkstikstof uitstekend met een kunst
meststrooier, waar een gazen rol op is aan
gebracht voor de regelmatige verdeeling der
meststof, uitstrooien. Maar nog beter ge
schiedt dit met den z.g. verstuiver. Terwijl de
ze over het land gereden wordt, wordt da
kalkstikstof door een windstroom, welke door
een ventilator wordt opgewekt, in dwarse
richting over het land uitgeblazen. Hiermede
bereikt men een goede, regelmatige verdee
ling der bijtende meststof over de planten.
Aan een publicatie onder bovenstaanden titel,
afkomstig van den Directeur van het Instituut
voor de Plantenveredeling ontleenen wij het
volgende:
„Het zou mij te ver voeren thans de voederbie
tenrassen in finesses te bespreken (hiervoor
verwijs ik naar de rassenlijst 1942), doch wil
mij beperken tot eenige opmerkingen naar
aanleiding van bovenstaand overzicht.
De Rijkmakers geven een matige wortelop
brengst; door het zeer hooge drogestofgehalte
is de drogestofopbrengst goed te noemen. In
deze groep onderscheiden zich de Friso en de
Voedersuikerbiet C. B.
De groep der groenkragen maakt een zeer goed
figuur. Opvallend goed is de Groeningia, die de
eerste plaats inneemt. Teneinde den lezer te
oriënteeren omtrent de absolute waarde der
cijfers, moge opgemerkt worden dat bij de
wortelopbrengst 100 gelijk 80.000 kg/ha en bij
het drogestofgehalte 100 gelijk 13.5 is te
stellen. Een goed gewas Groeningia zal volgens
de tabel kunnen leveren 98/100 X 80.000 X
113/100 x 13,5/100 is 11.960 kg drogestof/ha.
Men zal de tabel kunnen toetsen aan eigen op-
brengstgegevens, wanneer men het drogestof
gehalte heeft doen bepalen en de wortelop
brengst is vastgesteld.
De overige groenkragen van rubr. I (iioog ge
halte) zijn vrij goed tot goed, alleen de Eureka
maakt een matig figuur.
Van de groenkragen van rubr, II (goed gehal
te) onderscheiden zich de Groene Koningin en
de Corona. In sommige streken, waar men .een
gedeelte der voederbieten verkoopt, hebben
dergelijke rassen nog al de voorkeur van de
verbouwers, omdat ze voor een groenkraag een
hooge wortelopbrengst geven. Het behoeft geen
betoog dat het in het belang van den kooper is,
dat hij betaalt naar het, door monsteronder-
zoek vastgesteld, drogestofgehalte der bieten.
De Barresbieten behalen niet de hooge flroge-
stofopbrengsten der groenkragen. Zeer hooge
wortelopbrengst gaat hier gepaard met een
laag gehalte (behalve de Teutonia, die een
goed gehalte heeft hij een lagere wortelop
brengst). Het is wel typisch dat de verschillen
in drogestofopbrengst minder uiteenloopen dan
bij de groenkragen.
V.an de Eckendorfers blijft de Peragis (met een
matig gehalte) in drogestofopb/engst beneden
de Friedrichswerther <met een goed gehalte).
De beide Lange bieten verschillen weinig in
drogestofopbrengst, echter wel in wortelop
brengst en gehalte.
Ofschoon de lijst vrij lang is, worden boven
dien vele niet in de rassenlijst opgenomen voe
derbietenrassen verhandeld, waarvan de cul
tuurwaarde niet of minder goed is bekend. In
opdracht van de Nederlandsche Akkerbouw
Centrale zal in dit jaar een begin worden ge
maakt met een uitgebreid vergelijkend onder
zoek naar de waarde van alle thans in den
handel zijnde voederbietenrassen. Niettemin
bieden de rassenlijst en bovenvermelde gege
vens reeds waardeyolle aanwijzingen bij de
rassenkeuze der voederbieten".
De Plantenziekenkandige Dienst te Wagenin-
gen vestigt den aandacht van belanghebben
den op de middelen, welke kunnen worden
aangewend om bij de gewassen, die binnen
kort gezaaid en gepoot zullen worden, vogel-
schade te voorkomen.
Tot de goedwerkende middelen om duiven,
roeken en kraaien af te houden van de ge
zaaide granen en peulvruchten behoort een
behandeling van het zaad met zwarte kool-
teer, Corbin of Morklt. Door den slechten smaak
welke deze overigens onschadelijke mid
delen aan het zaad verleenen, vermijden de
vogels de daarmede behandelde zaden geheel.
Na het opkomen van het zaad trekken de vo
gels nog wel eens wat plantjes uit, maar ern-