r
In een andere wereld
VRIJDAG 29 JANUARI 1943
DE LANDSTAND
PAG. 2
gelijk zijn oorsprong hebben gevonden in het feit, dat
dit zeker het land is, waar het meest tegen de wetten
van de rassenleer is gezondigd. Dat tegen de funeste
gevolgen hiervan ook reeds maatregelen zijn genomen,
moge later blijken. Wat verder de Rassenleer aangaat,
het is niet mijn bedoeling hierop te diep in te gaan,
maar ik wil slechts het standpunt, dat wij als boer ten
opziöhte van dit onderwerp zullen moeten innemen,
beihandelen.
Kennen wij als boer het begrip „Ras"? Zeer zeker.
In ons bedrijf hebben wij er dagelijks mee te maken.
Wij fokken met paarden en koeien, met varkens en
schapen en de beste fokkers weten door de juiste
keuze de beste resultaten te bereiken. Bij de resultaten
speelt de erfelijke aanleg van de ouderdieren waarmee
gefokt wordt, een groote rol en het niet altijd vol
doende kennen van de erfelijke eigenschappen kan dan
ook Vaak de oorzaak zijn van tegenvallers. Het doen
verwekken van kruisingsproducten van verschillende
rassen is in het oog van den fokker een doodzonde.
Verder weten wij allen, dat bij het kruisen van twee
verschillenden paardenrassen bastaarden ontstaan, die
in de eerste generatie nog wel bepaalde voordeelen
kunnen bieden, maar wanneer men hiermede verder
zou gaan doorfokken en vooral deze bastaarden onder
ling zou laten kruisen, zouden er op den duur wange
drochten ontstaan, welke in prestatie verre bij de oor
spronkelijke rassen ten achter zouden blijven. Gelukkig
heeft men dit reeds jaren geleden ingezien en aan dit
feit hebben wij dan ook onze verplichte hengstenkeurin.
gen en onze stamboeken te danken.
Ook bij ons rundvee heeft men precies hetzelfde. Ook
hier tracht men de meest zuivere bloedlijnen te behou
den, daar de hieruit voortkomende nakomelingen de
meeste kansen op de beste resultaten geven. Ook hier
kan men spreken van een doelbewuste fokrichting.
En hoe staat het op onzen akker? Ook wat onze cul.
tuurgewassen betreft, heeft zich de laatste tientallen
jaren het begrip „Ras" volkomen ingeburgerd. Verschil
lende binnen- en buitenlandsche kweekbedrijven hebben
er voor zorg gedragen, dat wij, ook wat onze akker
bouwgewassen betreft, een raszuiver sortiment ver
kregen, terwjjl door veredeling de meest gunstige
eigenschappen werden opgevoerd. De verscheidenheid
van rassen maakte de alom bekende en gewaardeerde
„Rassenlijst" van het Instituut voor Plantenveredeling
noodzakelijk en om ook de raszuivere eigenschappen in
de nateelt van het origineele zaad, wat als eerste en
tweede nabouw weer als zaaizaad in den handel komt,
tot den daarvoor gestelden maatstaf te garandeeren, ont
wikkelde zich een nabouwkeuring, welke wij als boer
in den vorm van de bekende N.A.K. te Wageningen
allen kennen en waardeeren.
Ik ben er van overtuigd, met het bovenstaande geen
nieuws te hebben verteld en tevens dat er velen zijn
die over de fokkerij van paarden en rundvee, alsook
over de veredeling van landbouwgewassen, met meer
bevoegdheid zullen kunnen schrijven dan ik. Ik heb
dan ook deze voorbeelden slechts aangehaald om aan
te toonen, dat het begrip „ras" bij ons boeren lang
niet onbekend is. Ik wil dan thans dit begrip „Ras"
overbrengen op den mensch en ben mij ervan bewust
dit veel omvattende vraagstuk slechts zeer onvolledig
te kunnen behandelen. Het begrip „veredeling" zal hier
ook niet nader worden behandeld. Laat een ieder dit
voor zich zelf uitmaken en bedenken, dat de mensch
niet alleen „gevoel" maar ook „verstand" heeft mee
gekregen. Laten zij die over dit zoo belangrijke onder,
werp meer willen weten, de omvangrijke literatuur,
welke er reeds van jaren her over bestaat, maar welke
in genen deele de belangstelling heeft gehad, welke
zij verdient, er eens op naslaan.
Het mag algemeen bekend worden geacht, dat onze
voorouders meer waarde hechtten aan dat wat wij
„ras" noemen dan wij dit thans doen. Zrj zullen mis
schien niet juist het begrip „ras" met de beteekenis.
welke wij er aan hechten hebben gekend, maar
bij instinct wisten ze, dat het behoud van de zuivl
heid van hun bloed de eerste voorwaarde was om hu!
stam, hun sibbe krachtig en gezond te houden. Zij ver
meden daarom elke verbastering en hieruit spreekt
juist de groote liefde voor de sibbe en de groote ver
antwoordelijkheid. welke zij in dezen voelden.
Hoeveel is er in onze tijden van dergelijke levenswaar
den niet zoekt geraakt. De toenemende verkeersmo-
gelijkheden en- de kolonisatie, alsmede verschillende
andere factoren van maatschappelrjken of staatkun
digen aard hebben vele van de oude waarden op den
achtergrond doen geraken. Het toenemend verkeer
bracht den menschen uit verschillende gebieden der
aarde met elkaar in contact, waardoor huwelijken van
personen uit verschillend gerichte groepen voorkwa
men. De kolonisatie bracht vaak mannen van het
blanke ras op eenzame posten in de tropische wilder
nis, ver van vrouwelijke individuen van het eigen ras.
Het gevolg hiervan was het ontstaan van bastaarden
als mestiezen en mulatten, die later weer hun weg
naar Europa vonden en hun bloed met het Europeesche
bloea vermengden.
Verder is wetenschappelijk komen vast te staan, dat
de volkeren der aarde kunnen worden ingedeeld in ver
schillende bloedgroepen en dat ook in Europa meerdere
bloedgroepen voorkomen. Men spreekt in dit verband
in West- en Midden-Europa van bloedgroep A en in
Oost-Europa van bloedgroep B, waarbij, en dit is het
voornaamste, is komen vast te staan, dat deze bloed
groepen elkaar niet verdragen. Een nakomeling uit
deze twee bloedgroepen zal daarom de erfelijke eigen
schappen van twee geheel verschillende groepen met
zich meedragen en daardoor een zeer onevenwichtige
natuur bezitten, waardoor het steeds een prooi is van
eigen innerlijken strijd. De scheppende waarde van
dergelijke elementen is vaak zeer gering en vele fa
milies zijn dan ook aan deze verbastering ten gronde
gegaan.
Het is nog slechts enkele jaren geleden dat een van
onze bekende Groninger landbouwvoormannen het plat
teland de „Jungbrunnen der Nation" noemde en het
uitsterven der stad aanhaalde, wanneer hier niet regel
matig een toevloeiing van frisoh bloed plaats vond.
Ook een dergelijk feit is terug te voeren op het in
storten van het rasbowustzgn van de massa. Wat hier
in het klein onderkend wordt, gebeurt echter ook in
vele van onze W.-Europeesche landen. Voltrekt zich dit
proces in de stad in'b.v. een betrekkelijk kort tijdvak
van één of twee eeuwen, in onze geheele West-Euro-
peesche samenleving voltrekt zich dit stap voor stap
en dit zal uiteindelijk de verslapping van de geheele
volkskracht ten gevolge hebben.
Niet alleen in al onze West-Europeesche landen is dit
proces merkbaar, maar ook in de Ver. Staten van
Amerika, waar door de grootere vruchtbaarheid van
de gekleurde rassen het blanke ras in verhouding steeds
minder talrijk wordt, is dit reeds jaren onderkend.
Zooals bekend behoorden de oorspronkelijke bewoners
van Noord-West-Europa als Nederlanders, Duitschers,
Engelschen en Scandinavirs tot het Arische Ras. Van
een absoluut zuiver ras is door de vermenging moeilijk
meer te spreken, maar toch is in deze landen en vooral
op het platteland het hoofdbestanddeel nog steeds
arisch. Velen zijn geneigd in deze dagen de spot te
drjjven met het begrip „Ariër". Men treft vele ariërs
aan, die de theorieën omtrent „Ras" en „Ariër" als een
soort idee fixe beschouwen. Nu is het zeker, dat ook in
dezen een ongezonde overdrijving schadelijk is, maar
een juist inzicht omtrent deze begrippen, een welbegre
pen rasbwustzyn is toch zeer gewenscht. Zeer zeker is
het bloed van ons volk de laatste eeuwen steeds meer
met vreemd bloed vermengd, maar toch mag men nog
zeer zeker spreken van „arisch". En de vele bewoners
van ons platteland, die tot dit arische ras behooren en
spotten met dit begrip, diengn toch niet te vergeten,
dat juist hun eigen arisch bloed aan hun geestkracht
en hun doorzettingsvermogen, hun ruimen blik en hun
schoonheidszin, hun verstand en hun gemoed heeft ge
geven. En juist daarom dienen ook zij er bij stil te
staan, dat zij dan ook den spot drijven met de waarde
van hun eigen ik, met him eigen bloed en met het
bloed dat hun nakroost over de wereld draagt.
Wat heeft dit alles nu ons boeren te zeggen?
Voldoende bekend is, dat de zuiverste raskenmerken
het beèt bij de boeren, en dit bedoeld in den ruimsten
zin, worden gevonden. Het is daarom de taak van hen
dit raselement zoo zuiver mogelijk te bewaren en zoo
uitgebreid mogelijk aan de toekomst door te geven.
Het is thans nog mogelijk de beste elementen te be
waren en men dient dit te beseffen voor het te laat is.
Hoeveel moeite heeft de Fransche staat zich niet reeds
in de 14e en 15e eeuw gegeven om door immigratie het
Fransche volk met Hollandsch bloed op te frisschen,
welke immigratie tot de opzegging van het Edict van
Nantes is doorgegaan. Ook hebben er in 1938 nog plan
nen bestaan om voor dit doel 100.000 Nederlanders
naar Frankrgk te doen komen om zoodoende een nieuwe
arische bloedreserve te hebben.
Het zou te ver voeren hier nader op dit vraagstuk
in te gaan. Ik heb er slechts even de aandacht op
willen vestigen, dat dit onderwerp niet zoo maar een
aan bepaalde politieke gedachten ontsproten „hobby"
is, maar dat het ook voor onze Nederlandsóhe boeren
zin heeft dit vraagstuk aandachtig te bezien. Verder
mogen wij ons gelukkig prijzen dat in onze boeren-
gelederen het zuiverste ras zoo sterk vertegenwoor
digd is en is het tevens onze plicht te zorgen dit zoo
veel mogelijk te versterken. Moge dit artikel er toe
medewerken uwe objectieve belangstelling voor dit zoo
uiterst belangrijke onderwerp te wekken.
Warfhuizen. j. d. DIJKHUIS
Enkele goede werken over dit onderwerp zijn: Dr.
G. W. Hijlkema, „Ras en Toekomst"; Houston St. Cham
berlain, „Arische Weltanschauung" en „Grundlagen des
XIX Jahrhunderts"; A. Rosenberg, „Der My thus des
20. Jahrhunderts"; H. K. F. Günther, „Rassenkunde
Europa's"; V. de Lapouge, „L'Aryen, son róle social";
Van Heemskerk Dlicker, „Wat aarde bewaarde".
ais.
H ET klinkt voor u misschien vreemd, maar ik
sta in een andere wereld dan voor veertien dagen.
We waren in den vroegen wintermorgen langs den
stillen weg in Drenthe gefietst en hadden een plaatsje
gevonden in den trein, die ons weer naar Holland
bracht. Mijn reisgenoot was een jonge tuinder uit
de glasstreken, een van de nog niet zoovelen, in
wie het besef weer wakker is, dat zij een zijn met
het boerenvolk, omdat ook zij geroepen zijn tot het
edele ambacht van woekeren met de krachten van
het leven in bodem en natuur.
Misschien had hij over het hoe en waarom niet die
per nagedacht dan de meeste plegen te doen. Maar
toch was er op een oogenblik iets in hem wakker
geworden, dat hem bewoog om in den stillen strijd
eens veertien dagen eruit te trekken naar het kam-
peerhuis om deel te nemen aan een lessenreeks
inlevensvreugde zou ik
het wïtlen noemen. Lessen in
volkszang en volksdans, tn
ouderlingen omgang met el
kaar en in bezinning op de
waarde van het leven als
boer.
Die lessen had hij er nu op zitten en hy was er zoo
van onder den indruk, dat hy rondom zich een andere
wereld zag.
Best te begrijpen.
Want, zeker, de Hollandsche tuinders hebben hun
vaklessen gehad, zy zijn geschoold, zooals de xxik-
man geschoold moet zijn. En zooals in Nederland
met zijn hoog onderwyspeil vrijwel alle jonge lieden
voor hun broodwinning bekwaamd zijn en worden.
Maar dat was dan ook tot nu toe de wereld ge
weest: die broodwinning, het vak op zijn voordee-
ligst. In die wereld leefden alleen menschen, die er
ook zoo over dachten. Een wereld was het van
tuinders. Boerendat waren andersoortige wezens,
zooals ook tramconducteurs anderen waren en kan-
toorlieeren. Ja. die laatsten stonden misschien nog
iets dichter bij den man van de glascultuur.
En nu had onze jonge vriend daar verkeerd temid
den van allemaal boerenjongens en boerenmeisjes,
grootendeéls uit het Noorden en groot endeéls behoo-
rende tot de ouderen, die een ander onderling samen
leven kenden in de jeugdverbanden, waarin gezocht
werd naar een wezenlijken levensstijl, al jarenlang.
Groot was zijn verbazing, hij bekende het eerlijk.
Hij had eigenlijk gedacht, dat hij als Hóllander wél
het een en ander voor zou hebben op „die Drenthen"
en dat hij als tuinder meer in zijn mars voerde dan
„die boeren".
En nu werd hij zonder meer opgenomen in een
kring, die hem in velerlei voor was, die geenszins
zijn mindere was in vrijmoedigheid van optreden,
in begrip voor de vragen van den tijd. Integendeel:
hij moest zich optrekken aan die anderen in plaats
van ook maar een dier anderen aan hem.
Het voornaamste, wat hij leerde was dit: hij ont
moette kameraden en geen concurrenten, levensblije
jonge MENSCHEN in plaats van elkaar de loef af
stekende BROODJAGERS. Hij leerde, dat het leven
veel mooier zijn kan dan hy het ooit gezien had!
Is dat niet een moot ding, in DEZEN tijd vooral?
Is dat niet, wat we onze jeugd meer dan iets anders
moeten bijbrengen?
Het leven van den boer is immers niet alleen stryd
om een boterham met wat erop, strijd, die elk voor
zich voert
Het leven is een kostelijk Godsgeschenk, ontvan-
gen in gemeenschap met al
die anderen en dat we samen
moeten beleven, neen, samen
mogen beleven in hechte
kameraadschap van nood en
dood, maar ook van blijheid
en LEVEN.
Wij ouderen, wij zijn groot geworden in een tijd,
die weinig begrip had voor deze levenskameraad
schap, die toch door gelijkheid van bloed en samen
wonen op één brokje wereld van nature voorge
schreven is.
Wy bevochten mekaar op élk terrein, waarop we
oji8 maar konden bewegen, wy zochten steeds vijan
den tn elkander en als we ons al aaneensloten dan
was het ris regel niet zoozeer vanwege die kame
raadschap als wel vanwege de vijandschap tegen
andere menschen en hun gedachten. t
Voor onze jeugd zal dat anders kunnen zijn.
Zij leeft in een andere wereld, de wereld, die onze
Hollandsche vriend met zooveel geestdrift was bin
nengegaan.
In die wereld zie ik vooral voor onze boerenjeugd
een groote taak weggelegd om zich te wijden aan
frissche levensvreugde, levensvreugde, waarnaar het
volk hongert als straks de vrede weergekeerd zal
zijn in het oude Europa. Dan zal het worden 'n roes
van verdwazing om de schade tn te halen, tenzij
onze landelijk, bezadigde jeugd de teugéls tn handen
kan houden en zich bewust is van haar opgaven.
Daarom is nu ons dorpsche jeugdleven zoo belang
rijk. We willen dat in de komende weken eens nader
bekijken.
D. v. d. B.