Zeeuwsche Boeren aan U thans de daad! De Landskind in ZEELAND INHOtJD: PAG. S DE LANDSTAND VRIJDAG 29 JANUARI 1948 De Landstand is ele Zeeuwsche boeren weigeren hun medewerking aan den Landstand, omdat zrj deze, zooals zij zeggen, „zelf niet gewild hebben, hg is van bovenaf opgelegd". Zy willen blijkbaar niet inzien dat de Landstand datgene verwezenlijkt, waarvoor zij jaren lang zelf gestreden hebben. Dat dit zoo is, moge blijken uit het onder staande artikel. In het „Zeeuwsch Landbouwblad", officieel orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappg van 27 Juni 1940, komt in het redactioneele weekoverzicht het volgende voor: „Meer en meer gaan stemmen op, die pleiten voor één algemeene standsorganisatie voor den landbouw. In* deze eene organisatie dienen dan de 3 C.L.O.'s zoowel nationaal als gewestelijk geheel op te gaan. Met nadruk wijst de heer Louwes op de groote bespa ring van krachten en geldmiddelen, die hierdoor wordt verkregen, terwijl voorts de opbouw in de plaats wordt gesteld daar, waar nu te dikwijls strgd heerscht. Met deze denkbeelden over de toekomstige organisatie van onzen landbouw heeft het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité zich in zijn laatstgehouden vergade ring vereenigd. In de eerstvolgende bijeenkomst met de beide confessioneele C.L.O.'s zal deze aangelegen heid aan de orde worden gesteld." Vervolgens schrijft de redactie: „Wij juichen dit besluit van harte toe. Te lang heeft men zich o.i. tegen den geest van den nieuwen tijd verzet. In de vergadering van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw Comité van 17 en 18 Juli 1940 komt men tot de volgende slotsom: „De vergadering is dan ook una niem van oordeel, dat stappen moeten worden gedaan om zoo spoedig mogelijk het ideaal van een algemeene Nederlandsche Landbouworganisatie te verwezenlijken Besloten werd deze aangelegenheid in de eerstvolgende bijeenkomst met de beidé confessioneele C.L.O.'s aan de orde te stellen." Onze organisatie. In het hoofdartikel van het Zeeuwsche Landbouwblad van 3 Augustus 1940 van de hand van Mr. P. Dieleman, getiteld „Onze organisatie", heet het: „Het vraagstuk der landbouw-organisatie is wederom aan de orde van den dag. Het is bekend.dat ik al jaren pleit voor één ondeelbare organisatie. Een z.g. groen front. Gewenscht is dus ook niet een overkoepe ling, een z.g. splitssecretariaat, waarbij voorzitter of secretaris wisselen, niet omdat zij geschikt zijn, maar omdat zij tot deze of gene groep behooren. Dat de landarbeiders-organisaties in deze algemeene organisatie ook moeten opgenomen, spreekt voor zich zelf. De strijd tusschen werknemer en werkgever, die een klassenstrijd geworden is, moet eindigen en plaats maken voor vredige samenwerking op één bedrijf. Publiekrechtelijke bevoegdheid en zeggenschap komt uit den aard der zaak slechts toe aan de algemeene organisatie." De schrijver van dit artikel was er geheel van over tuigd, dat de organisatie geheel van onder af aan op gebouwd diende te worden, al had hij ach de practische uitvoering wat afwijkend van die van den Landstand gedacht In hetzelfde artikel zegt hij n.l. nog: „Een aparte landbouwraad of landbouwkamer is niet noodig. De dorpsvereenigingen kiezen hun eigen be stuur. Uit die besturen vormen gedelegeerden het bestuur van den kring der Dorpsvereenigingen. De kringen zenden hun gedelegeerden naar het hoofdbe stuur der provincie en deze weer hun gedelegeerden naar de plaatselijke organisatie, die publiekrechtelijk orgaan is en wier bureau de uitvoerende macht heeft." Dat het den toenmaligen organisaties niet mogelijk bleek resultaten te bereiken, omdat zij niet over hun voor- oordeelen van politiek, klasse en geloof heen konden komen, blijkt uit het verslag van de vergadering van het Nederlandsch Landbouw Comité op 21 Augustus 1940. Wij lezen hierover in het „Zeeuwsch Landbouw blad" van 31 Augustus 1940: „Omtrent de in deze vergadering gedane mededeelin- gen valt het navolgende te vermelden. Eenheid van organisaties op landbouwgebied. „Ingevolge het besluit van de vorige vergadering i3 met de confessioneele centrale landbouw-órganisaties van gedachten gewisseld omtrent de tot standkoming van één algemeene landbouworganisatie .in Nederland. Het resultaat was teleurstellend, het bleek niet moge lijk op dit gebied tot overeenstemming te komen. Als resultaat van de gevoerde besprekingen werd aan de vergadering een schema overgelegd, op grond waarvan samenwerking tusschen de drie centrale landbouworga nisaties en verschillende specifieke organisaties op landbouwgebied zou kunnen worden verwezenlijkt. De vergadering, ten volle overtuigd van de noodzake- er ook voor U lijkheid eener organisatorische eenheid op landbouw gebied, kon zich echter niet met dat schema vereenigen. (Dat schema zou n.l. wel een nauwere samenwerking tot stand brengen, echter van een algemeene organi satie was daarin geen sprake. Schr.) Hiermede stonden de boerenorganisaties weer op het punt van uitgang. Dit nam echter niet weg, dat het vraagstuk nog steeds om een oplossing vroeg. Dit werd door een ieder ingezien. De economist Dr. Ir. M. Dijt wgdt er in Ec. Statis tische berichten van 18 December 1940 een artikel aan, getiteld: Het streven naar ordening in den landbouw. Hij formuleert zijn inzicht als volgt: „Hoe men echter tot de synthese van Staatsingrijpen en maatschappelijke organisatie zal komen, het is on denkbaar dat daarbij verschillende Organisaties naast en tegenover elkaar op een en hetzelfde terrein kunnen blijven werken. Men zal derhalve bij de synthese zeer zeker gebruik maken van het vele opbouwende werk dat tot nu toe door de organisaties reeds is verricht en daarbij ook haar instellingen kunnen inschakelen, doch even zeker zullen de bestaande organisaties daarbij haar autonomie moeten verliezen en derhalve in haar momenteelen vorm moeten verdwijnen. Zeer zuiver voelde deze, overigens geheel buiten alle organisaties staande schrijver, wat er diende te ge schieden om tot één landbouworganisatie te komen. De bestaande organisaties wilden nu wel gaarne één algemeene organisatie, maar zij aarzelden de conse quenties hiervan te trekken, n.l. dat zij dan als zelf standige vereeniging hadden opgehouden te bestaau, m.a.w. zij wilden wél eenheid, maar de zucht naar ln- dividueele macht der diverse organisaties, vereenigin- gen en maatschappijen overheerschte dit nog. Temidden van deze chaotische verwarring werd by ver ordening van den Rijkscommissaris van 22 October 1941 de Nederlandsche landstand in het leven geroepen. De verordening bepaalde verder, dat: „De Nederlandsche Landstand een openbaar lichaam is in den zin der wet (art. 1). Tot de Nederlandsche Landstand behooren, alle per sonen die door hun werkzaamheid of door het ter beschikking stellen van perceelen grond of water, deelnemen aan het productief maken van den Neder- landschen bodem met inbegrip van de binnen- en kustwateren, benevens hun familieleden, voor zoover deze geheel of gedeeltelijk voor het onderhoud van genen zorgen." Verder werd bepaald dat betreffende vereenigingen, lichamen, instellingen en stichtingen, onafhankelijk van hun rechtsvorm, in den Nederlandschen Landstand konden worden opgelost of daarbij aangesloten dan wel ontbonden. Hiermede was dus de eenheid in de landbouw-organi satie geschapen. Men zou nu zeggen, dat alle boeren him medewerking aan den Landstand zouden verleenen. Prov. Vereeniging tot verbetering van het geitenras te 's-Heerenhoek Onder leiding van dhr. J. Versluys, secretaris van de Prov. Ver. tot verbetering van het geitenras, werd te 's-Heerenhoek een vergadering gehouden om te komen tot oprichting van een afdeeling. Aanwezig waren 42 personen, terwgl ook de heer Duivestein, landbouwonderwijzer van zijn belangstel ling blijk gaf. De heer Versluys gaf een korte uiteenzetting van het werk der Prov. Vereeniging, waarna de aanwezigen besloten tot het oprichten van een afdeeling en zich allen als lid opgaven. De naam zal luiden: „Eendracht maakt macht". Na vaststel ling van het reglement werden de volgende perso nen in het bestuur gekozen: L. Traas, Voorzitter; W. Raas, Secretaris; D. Vette Penningmeester; P. de Jonge, B. Capello, Bestuursleden. Met ieders instemming werd de heer Duivenstein als eer.e-voorzitter benoemd, hetgeen deze aanvaardde. Varkenshoudersvereeniging te Zierikzee De varkenshoudersvereeniging te Zierikzee hield op Vrgdag j.l. haar 7de jaarvergadering onder voorzitter schap van Dhr. G. M. bij de Vate. Uit het verslag van den secretaris-penningmeester bleek, dat de uitgaven ƒ143,72 bedroegen, tegenover de ontvangsten 131,27, zoodat er een nadeelig saldo was van 12,45. Het saldo van het vorig jaar was 229.07, het batig slot over 1942 was dus 216,62. Herkozen als bestuurslid werd Dhr. A. v. d. Wekken. Inplaats van Dhr. J. Bolle, die zich niet herkiesbaar stelde werd gekozen Dhr. A. L. Kraak. De contributie werd bepaald op maandelijks 0.40. Verder werd besloten om bij een eventueel sterf geval van een varken 80 cent per kg., waarvan 80% uit te betalen. Redactie-adres GROOTE MARKT 28 GOES. TEE. 2345 (toestel 05) Uitgave: UITGEVERIJ „VOLK EN BODEM" POSTBUS 281 DEN HAAG Advertenties: E.osse plaatsing 25 ct. per m m in alle edities 75 ct. pei m.m Abonnementen: Voor niet-ieden van -len Neaerl. band stand 5.— per jaar of J 1.25 per 3 maanden Alle briefwisseling Betreffende exploitatie, advertenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag. Telefoon 11.6588 2de Jaargang No. 4 Vrijdag 29 Januari 1943 1. Indrukken en gedachten (XXII). 1. Boer en ras. 2. Achter den ploeg. 3. Zeeuwsche boeren, aan U thans de daad. 4. Landjeugd. 4. Voor de Landvrouwen. 5. Kris kras door de wereld. 5. Sortimentsproeven by koolrabi. 6. Tuinbouw in het kleine boeren- en pluimvee- houdersbedrijl (Bieten). 6/7. Bij het spruiten der vroege aardappelen. 7. Het randen van de sla. 7. Het trekverbod. 8. Vezelgewassen in dezen tyd. 8. De grasdrogerijen in 1942. 8. De voeding van ons vee in dezen winter. 9. Het Nederl. Rundvee-Stamboek. 9. Voorjaarshengstenkeuring te Goes. 10. Voorjaarshengstenkeuring te Middelburg. 10. Wat „Land en Volk" brengt.. 10. Officieele mededeelingen. Dat was echter een misrekening, want men zei „Wij hebben den Landstand niet gewild, hy is ons van bo venaf opgelegd, ergo, ik wil er niets mee te maken hebben." Dat de boeren den Landstand niet gewild hebben is een onwaarheid die uit het voorgaande duidelyk blijkt Blijft dus het slot van het argument: „Hij is ons van bovenaf opgelegd". Dit is echter logisch, want onder ling kon men het niet eens worden, dus moest de over heid ingrijpen. En daarom Zeeuwsche boeren, besluiten wy dit artikel met U er op te wijzen, dat het niet alleen voor U persoonlijk, maar ook voor al uw standgenooten van groot belang is, dat gy uw medewerking verleent, opdat de Nederlandsche boeren- en visschersstand zijn voor aanstaande plaats ook in de nieuwe wereldordening zal mogen behouden. J. F. Provinciale Zeeuwsche Commissie voor beplantingen Een juiste beplanting van wegen, cfyken en boeren erven is van groot belang te achten voor de bevor dering van het natuurschoon, vooi landbouw en ver keer. In de laatste jaren schijnt echter de neiging tot planten af te nemen. Met net oog hierop is op 23 Januari 1943 door den wnd. Commissaris der provincie een Commissie geïnstalleerd onder voorzitter schap van den fungeerend bestuursraad jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, welke tot taak krggt het uit brengen van advies over alle neplantingsontwerpen en verdere aangelegenheden, de beplantingen betref fende, welke aan haar oordeel worden onderworpen. Gemeenten, polder en waterschappen zoowel als par ticulieren, ieder kan zich tot de Commissie wenden om advies. Het secretariaat is gevestigd te Middel burg, Seissingel 4 (Provinciale Griffie). Voor den Nederlandschen Landstand heeft in deze commissie zitting dhr. J. P. C. Boot, burgemeester der gemeente Haamstede. Ombouwing gemaal te Tholen Door ombouwing van het gemaal alhier, staat de be maling van de polders onder deze gemeente reeds geruimen tijd stil. Hierdoor is een ware watersnood ontstaan, zoodat verschillende perceelen geheel blank staan. Ook rondom de stad is het een waterpoel, sommige villa's liggen rondom in het water. De ingelanden van het waterschap Poortvliet hebben hun toestemming gegeven tot het doorsteken van een weg bij het Rooland, hierdoor zal het water ge loosd kunnen worden in de weihoek te Poortvliet, waar het verder zal worden weggemalen. Echter is het peil nog maar enkele centimeters ge zakt. Er bestaat een zeer gerechtigde vrees voor schade aan de gewassen.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 3