Oekraïne, land der zwarte aarde Zuurheid van den bodem Het Nieuws van den Dag De Courant Plantenmest - bodemmest R, PAG. 5 DE LANDSTAND VRIJDAG 23 APRIL 1943 rV. Een Nederlandsche boer vertelt van zijn ervaringen in Rusland De taak van den Stützpunktleiter (Steunpuntleider) VOOR de boeren, die het besluit genomen hebben om naar de Oekraïne te gaan en voor hen, die hiervoor groote belangstelling aan den dag leggen, is het wel gewenscht te weten, waaruit de taak, die hun als toekomstige Oostlandgangers wacht, nu eigen lijk bestaat. Welnu, ik zal trachten dit duidelijk te maken. Het. is wel zoo, dat gij straks op het scholingsbedrijf hier over nauwkeurig wordt ingelicht, maar, dubbel is eens zoo dik en gij krijgt daar bovendien in $en korten tijd vrij veel te verwerken, zoodat wat gij nu weet, reeds medegenomen is. Allereerst vertel ik u wat een Stützpunkt (steun punt) is. Een steunpunt bestaat uit 8 tot 10 dorpen met een gezamenlijke oppervlakte van pl.m. 10.000 h.a. Elk dorp heeft meestal 1 kolchoze (kol is afgeleid van collectief" is gemeenschappelijk; choz bedrijf). Deze gemeenschapsbedrijven of kolchozen zijn ontstaan onder het Sowjetregiem uit de 'samenvoeging van diverse particuliere bedrijven. Men meende, dat door toepassing van dit systeem de Russische bevolking gelukkiger zou worden althans werd dit regelmatig gepropageerd, waarbij de nadruk werd gelegd op het gemeenschaps gevoel en anderzijds was het noodig, om door ge- meenschappelijken arbeid de productie te verhóogen. In werkelijkheid was het echter te doen om het privaat bezit totaal te vernietigen, waardoor vele krachten vrij kwamen om Siberië te ontbosschen en tevens een ander deel van de vrij gekomen menschen in de in dustrie, voornamelijk in de wapenindustrie, zooals nu genoegzaam bekend is, te werk te stellen. Wat van de beloften en idealen terecht is gekomen, heb ik in een vorig artikel reeds betoogd. Sommige dorpen hebben twee of meer Kolchozen, een inQeeling, welke mede afhankelijk is van de ligging en de uitgestrektheid der lafidergen. Aan het hoofd van een kolchoze staat een Vorsteher (voorzitter van het bestuur), die als ambtenaar zorg heeft te dragen, dat de opdrachten van den steunpuntleider in zijn ge bied worden uitgevoerd. De Kolchoze wordt weer onderverdeeld in eenige Brigades, Waarvoor een briga dier (Voornian) is aangesteld, die in het bijzonder aan dacht moet schenken aan de werknemers: wie er werkt en hoe dit wordt gedaan. Nar deze korte uiteenzetting ^aan we na, hoe het ver loop van den inzet is. Als de Nederlandsche boer veertien dagen op het scholingsbedrijf heeft vertoefd, wordt hij aan een Duit- schen steunpuntleider toegevoegd en is dan assistent- steunpuntleider. Hier kan hij in korten tijd heel veel leeren, vooral indien hij de Duitsche taal spreekt en machtig is. Want behalve dat zijn directe chef Duitsch spreekt, spreekt ook de tolk slecht* Oekraïnisch en Duitsch; bovendien is de geheele administratie dubbel, zoowel in de Oekraïnische als Duitsche taal ingericht. Indien uw Duitsche taalkennis zeer gering is, moet dit u natuurlijk niet afschrikken, want ik heb reeds ervaren dat iemand met weinig Duitsch by de Oekraïners in een bepaald geval meer bereikte, dan een ander, die het vloeiend sprak. Het komt er n.l. dikwijls op aan, hoe wij dezen menschen tegemoet treden. Want over dit optreden kan nooit genoeg gezegd worden. Sommigen meenen, dat alleen met een flinken bulder- toon het meeste effect wordt bereikt. Dit is echter on juist. Aanvankelijk moge dit zoo schijnen, maar na verloop van tijd bemerkt men plotseling, dat het noo- dige contact is verloren en men uitsluitend wacht op den buldertoon, om weer actief te worden. Smeeken doet men natuurlijk ook niet. De hoofdzaak is om zijn medewerkers-landbouwdeskundigen, boekhouders, voor zitters, enz. zoodanig te instrueeren, dat een vlot ver loop van alle werkzaamheden ia gewaarborgd, zoodat -de resultaten naar evenredigheid kunnen worden ver wacht. De Duitsche steunpuntleider maakt u vertrouwd met alle aangelegenheden en bereidt u als het ware voor op den taak van zelfstandig steunpuntleider. Na verloop van eenige maanden dit is afhandelgk" van uw capaciteiten is het dan zoover en komt u alleen voor de problemen te staan, die ge anders samen had op te lossen. Uw eerste ,-zorg is nu een huis te vinden, dat in het centrum van het steunpunt ligt. Ge stapt naar den Starost (burgemeester) en vraagt hem een huis aan te wgzen, dat overeenkomstig uw positie het grootste en mooiste uit de geheele omgeving is. Het moet in ieder ^eval gunstig gelegen zijn en aan bepaalde eischen voldoen. Want behalve woonhuis is het ook kantoor §n tevens dienen er kamers beschikbaar to zijn Wor ambtenaren, die op hun dienstreizen een of meer dagen ónder uw dak vertoeven. >Een behoorlijke kantoorruimte moet er zijn, want hier wordt het zgn. Rentamt (ont vangerskantoor) ingericht. In dit verband zij opge merkt, dat u behalve boer ook Rentmeester bent. Dit Rentamt wordt met Oekraïnische krachten bezet. Ten eerste door een boedhouder, die een tabellenboek houding bijhoudt met opschriften in de Duitsche en Oekraïnische taal; ten tweede een Agronom (een weten schappelijk geschoold landbouwer), een onmisbare kracht, die met de toestanden ter plaatse en met de behoeften van land en vee volkomen vertrouwd is; ten derde een tolk, die uvf werk belangrijk verlicht, want hij moet woordelijk overbrengen met welke moeilijk heden men heeft te kampen en tevens uw orders en wenken vertolken aan de werknemers en verdere be volking; en ten slotte een assistent-boekhouder. Hier mede is dus „de staf" van den Steunpuntleider compleet. Behalve dezen is er dan nog een koetsier, die u op de dagelrjksche tochten met panjewagen of droschke brengt, waar gij zijn wilt en een huishoudster, die het inwendige van uw huis en den inwendigen mensch ver zorgt. Behalve ruimte voor bovenvermelde personen dient gij dan nog een spreekkamer en een wachtkamer voor de bezoekers in te richten. Vervolgens is het noodzakelijk in de onmiddellijke om geving en ruimte te hebben, om de Oekraïnische Miliz (politie) onder te brengen. Met deze lieden dient gij., evenals met den Burgemeester op goeden voet te staan. (Ingezonden medcdeeling) 3 Niet alleen zgn zij voor persoonlijke bescnerming schikbaar, zij dienen ook bepaalde opdrachten uit te voeren of mededeelingen voor de bevolking op cfe snel ste wijze bekend te maken. Steunpuntleiders, die reeds langeren tijd hier werken, /ertelden mij van deze lieden belangrijken steui. te ondervinden. Zij zifh zeer correct, behoorlijk geschoold en vüegen op uw wenken. Dit is het begin van uw werk. Gij bemerkt wel, dat aanpakken de' boodschap is. vVant gij zult ondervinden, dat resoluut optreden altijd het beste is. Gij staat boven de geheele bevolking, boven politie en burgèmeester. Met alles en nog waj komt men aandragen, zelfs, met ziekten van kinderen. Uw taak is veelomvattend, eischt veel van uw doorzicht en werkkracht, maar is daar door ook mooi en geeft bij serieuze behandeling groote voldoening. Rohatschow, 16-3-'43 J. v. d. B. eeds meermalen heb ik sterken twgfel uitgesproken over de algemeen heerschende meening, dat een vrij hooge zuurgraad van den grond een beletsel zou vor men voor een deugdelijk gewas en dat een geforceerde wegneming van of vermindering van die zuurheid de opbrengst zou doen stijgen. En ik grondde dien twijfel op de resultaten van het grasland-proefveld in de laatste jaren, Welke sterk in de richting wezen, dat er aan de kennis van het bemestingvraagstuk"nog wel iets scheen te haperen. Ik kreeg nu een opstel in handen, dat mijn meening bevestigt en waaruit tevens blijkt, dat wij onze kennis inzake de bemestingsleer in zeker opzicht moeten her zien. Evenals zoovele nieuwe vindingen en ontdekkin gen in de wetenschap, hebben wij het nieuwe inzicht te danken aan* Duitsche onderzoekingen eju-proef nemingen. Ik ben steeds, van de veronderstelling uitgegaan, dat het geen mensch of dier gegeven is. kort na elkaar, onder sterk veranderde omstandigheden te leven zon der schade aan zich zelf. Telkens en telkens weer moet het lichaam physiologisch op de veranderingen worden ingesteld en dat kost levenskracht en energie. Zelfs kon ik mij voorstellen, dat het al maar weer veranderen van levensvoorwaarden (hygiëne, luchtdruk, voedsel, licht of wat dan ook) aan elk levend wezen ten slotte dood brengt, omdat het lichaam onder al die krachttoeren ten slotte wordt gesloopt. Of nog anders: zou een stoommachine of een motor bij telkens wisselende omtandigheden of behandeling niet zooveel energie verspillen, dat hij vóór zijn tijd is afgewerkt? Welnu, daar ook planten levenskracht, arbeidsvermo gen, energie bezitten, kan ik mg niet vdbrstellen, dat het daarbij anders zou zgn. Dr. F. Scheffer en dr. Nagel komen nu met de ver klaring, dat bodem en planten zóó nauw met elkaar verbonden zijn, dat zij het te zamen zijn, die de planten een ongestoorden groei verzekeren, als de reactie ge durende den groeïtijd ongeveer dezelfde blijft. Niet de zuurgraad alleen beslist over plantensoort en op brengst, maar evengoed de standvastigheid der zuur heid tijdens de groeiperiode. Dan alleen kan de op neming van het plantenvoedsel ongestoord haar gang gaan; de plant stelt zich physiologisch op het juiste opnemingsvermogen in ten voordeele van de ontwikke ling «van het geheele plantenlichaam. Ziedaar in het kort, waarom de zaak draait. En zoo hebben wij voortaan degelijk onderscheid te maken tusschen plantenmest en bodemmest. Onder de eerste zgn te verstaan zoodanige stoffen, die door de planten wortels kunnen worden opgenomen, in de eerste plaats de stikstof, de phosphaten en de kali; onder de tweede zoodanige, die de eigenschappen* van den bodem ver beteren, opdat alle groelvoorwaarden zoo gunstig mo gelijk zijn en het productief vermogen van den grond minstens niet achteruitgaat. Dat nu was wel bekend, en bij de bereiding der kunstmeststoffen werd er wel degelijk rekening mee gehouden. Maar voortaan zal toch meer dan tot nu toe de nadruk op den bodem mest moeten worden gelegd. Want de toegediende meststoffen brengen behalve plantenvoedsel, zooveel veranderingen in natuurkundi gen en scheikundigen zin in den bodem, dat het een met het ander zelfs een zeer moeilijk probleem wordt. Er ziji^ mogelijk nog factoren aanwezig, die zelfs nu nog niet eens alle bekend zijn. Maar genoemde heeren zijn zoover gekomen, dat zij met zekerheid kunnen zeggen, dat aan het phosphorzuiirgehalte een specifieke werking moet worden toegeschreven. Reeds in een reageerbuisje is het aardig* op te merken, hoe een oplossing met fosfaten bepaald hardnekkig weigert, door een geschikten index aan te wijzen, of men loog of zuur heeft toegevoegd. Noch naar den eenen kant, noch naar den anderen kant is het spoedig merkbaar. Fosforzutir schgnt dus een zekeren weerstand uit te oefenen tegen elke \terschuiving der reactie in den bodem, zoowel naar den zuren kant als naar den alkalischen. Dit vermogen nu heet buffering op vanging der krachten. En het is hieraan toe te schrijven, dat het niet meer juist is, als zouden ge wassen binnen eng begrensde zuurgraden de hoogste opbrengst geven; enkele buitengewone verhoudingen nu mogelijk daar gelaten. Tijdens den groei, maar ook bg eji na de toediening der meststoffen, mede door toedoen der bacteriën, verandert de reactie in den bodem zoo talloos vele malen, dat misschien geen plant goed zou gedijen, als het phosphorzuur niet voortdurend die krachten opving* en de reactie tijdens den groei zooveel mogelijk gelijk hield.. In het bijzonder schijnt onder de fosforhoudende mest stoffen het Thomasslakkenmeel een zeer gunstige wer king in deze richting uit te oefenen. Reeds lang ver toonde de Thomasslak nevenwerkingen, dié wel alge meen als zeer gunstig stonden aangemerkt, maar toch altijd nog niet te verklaren waren. Wilhelmy wees daar ook al op. Het blgkt nu, dat wij de gunstige nevenwerkingen voor een goed deel moeten zoeken, in het?" bufferend vermogen dier meststof. Daarmee is nu dus aan Thomasslakkenmeel een plaats in de meststoffen aangewezen, die men niet licht moet onderschatten. Onder de natuurlijke meststoffen is het blijkbaar de stalmest, die naast zijn vele andere voordeelen het meest als bufferend materiaal in aanmerking komt* Een en ander is nog nieuw en niet altijd hier te lande voldoende aan de practijk getoetst, al bleken theorie en practijk wel eens in tegenspraak. Toch wil het mij voorkomen, dat het^ niet onmogelgk is, dat er op sommige gronden nog merkwaardige ontdek kingen zullen worden gedaan. Ik denk nX aan zulke gronden, die voor scheuring (Regeeringsmaatregel) in aanmerking zouden kunnen komen, terwijl men tot nu toe meende, dat de zuurgrond er van te hoog zou zgn en den oogst zou doen mislukken. J. v.d. M.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 5