Onkruid- bestrijding De eerste zorgen voor de spruitjes Maïs in den tuinbouw Het werk van den tuinder in deze week Het bijmesten onder glas rattenplaag Bestrijding van de koolvlieg VRIJDAG 23 *APRDL 1943 DE LANDSTAND PAG. 8 N een tyd van meststoffen- schaarschte raoet men deze daftr gebruiken, waar zy het noodzake lijkst zyn. Meerdere kassen, welke onder vast glas zyn geplaatst, vertoonen na grondonderzoek een te hooge zoutconcentratie, waardoor de grond ongeschikt is geworden als woonplaats voor de wortels. De groeiomstandigheden blijken dus ongunstiger te worden. De praetqk tracht hierin verbe tering te brengen door een overbe mesting toe te dienen. Is de te hooge zoutconcentratie een feit, dan zal men op deze wijze den groei nog meer benadeelen. In dergelijke kassen kan slechts een middel heilzaam werken, n.L VEEL EN GOED GIET WATER geven. Wil men dus weten in wel ken toestand zyn kasgrond ver keert, late men dan dien grond onderzoeken! t Het zaaien van witlof Omstreeks half Mei wordt witlof uitgezaaid. Men kan dan gebruik maken van een zaaimacbine, zoo als deze In het landbouwbedrijf wordt aangewend, of men kan het doen met een handzaaimachine. Er is 30 ft 40 g. zaad per are noodig. De regelafstand varieert tusschen 23 en 30 era. Later worden de planten op stok gezet, zoodat zy een onderlingen afstand van 12 ft 18 cm. krijgen. Nog eens: De D AT de zwarte-, ook wel woel ratten, voor den tuin zeer gevaar lek zijn,, behoeft wel geen nader be loog en dafc de tuinder naar elk middel uitziet ter verdelging even min. Eerst dient men te zorgen, dat men de mollen bestrijdt, immers de rat ten komen bij voorkeur door de loopgraven der mollen en het komt meermalen voor, dat men in de mollenklemmeü ratten verschalkt. Vooral is dit op te merken in die mollenritten, welke vanaf de sloo- ten naar warenhuizen en kassen loopen. De ratten, die daardoor bin nen komen, doen zich te goed aan de wortels der druiven- en perzik- boomen, en het is geen zeldzaam heid, dat tal van druivenboomen in zoo'n bezochte kas sneuvelen, waar bij de tuinder voor een raadsel staat, althans de oorzaak hiervan uiet kan vaststellen. Dus vangt vooraf qverig de mollen! Daarna gebruike men de koperen klemmen, de gewone knqpers, welke men gemakkelijk in de loopgang aanbrengt. Men dient immer vanaf de sloot het z.g.n. zuiprit op te zoeken, daar dit als een vaste „gang" van het land naar de sloot kan worden beschouwd. Voorzichtig grave men verder tot men een goe den. eenigszins ruimen doorgang heeft Zijritten kunnen buiten be werking worden gelaten. Veel succes is verder te bereiken met het leggen *n fuiken in de' slooten. Deze ijzeren rattenfuiken zijn vooral voor bloembollentelers van een onschatbare waarde. Deze fuiken worden in het water tegen de bermen gelegd en wel zóó, dat beidie openingen even^ onder water liggen en de ratten er gewoon in zwemmen. Vaak gebeurt het, dat men 's morgens drie ft vier exem plaren in zoo'n fuik aantreft Na tuurlijk gebruike men een flink aantal dezer ijzeren fuiken cn het moet al heel slecht gaan, wil men op deze manier" niet van de boos doeners bevrijd raken. Heeft men last van ratten in* de bloembollenbedden, dan is het zaak om voor het planten gaaswerk in te graven. Vroeger werd dit in het Westland voor de zeer kostbare variëteiten veel gedaan en werden -zulke hoeken in het vierkant van zulk gaaswerk voorzien. Men kan ook zyn toevlucht nemen tot de vergiftigingsmethode. De middelen, die hier ter beschikking staan, hebben steeds een bedenke- lijken kant en velen hebben daar voor dan ook niet zooveel bewon dering. Phosfor op brood, mits met meel afgedekt, wordt veel gebruikt, doch rodent e.a. middelen worden even eens wel toegepast. E. P. v. d. L. Zonder er by na te denken, wat hy nu eigeniyk doet, is menige boer vaak bezig met het zaaien van onkruid in een wel toebereide aarde. Hebt u het zelf misschien ook wel eens gedaan U meent stellig van niet, maar weet u dat? wel zeker? Want als u geen zuiver zaaizaad gebruikte, was u al schul dig! Ik denk*met name aan de zg. grasboeren, die de gewoonte heb ben, kale plekken in hun weide by te zaaier met veegsel van den hooizolder, dat men ten onrechte „hooizaad" noemt. Dacht u nu wer kelijk, dat dit armzalig stoffelijk overschot geschikt was om gras in te zaaien Breek nu eens voor goed met deze zuinigheid, die u geld kost. En ^ls u dan in de tweede plaats er zorg voor draagt, dat geen on kruidzaden via den stalmesthoop op uw land komen, dan voorkomt u veel ellende! Het gras van de akkerwallen houdt u kort, opdat van dezen kant ook geen gevaar dreige. „Onkruid vergaat niet". In weer- t wil van bovengenoemde voorzorgen, zult gij ze toch zien komen, de onkruiden. Begroet ze als uw groot ste vqanden, immer: zy stelen uw plantenvoedsel, eischen ruimte en licht voor zich op, drogen uw bo dem uit, maken de grondbewerking uiterst moeilgk, vormen broedplaat sen van schimmels en insecten, ma ken den oogst straks lastig en brengen de voorbijgangers in de verleiding uw akkers te betreden, om zich een prachtig veld bouquet te verschaffen. Daarom: lw vqanden te iyf en tijdig te Iqf, u moet ze voor blijven. Het oog van den meester moet voor de veiligheid zorgen. Gebruik schof fel en hark, stekeltrekker en rol, gebruik alles, wat u ten dienste staat. Menschen en dieren (scha pen by boterbloemen, door voor weiden) en chemische middelen. 800 Kg. stoffijne kaïniet of 250 kg. kelkstikstof zal niet meer gaan, rijen teelt en duchtig hakken echter wel, evenals oordeelkundige grond bewerking en wisselbouw. De zaaitijd is iveer daar Feiteiyk vormt het uitstrooien van het zaad niet de eerste zorg voor de spruitjes van het komende seizoen. We hebben er bq het uitkienen van ons teeltplan al over loopen denken. Al maanden van te voren hebben we besloten dit jaar spruitjes te telen als tusschen- cultuur tusschen de vroege aardappelen, tusschen tuin- boonen of tusschen de doppers. Tusschen de vroege aardappels worden ze uitgeplant, kort voor deze wor den gerooid. Deze methode is overigens maar matig aan te bevelen en de winst is niet zeer groot. -Een goede combinatie is het telen van erwten, samen met de spruitkoolplanten. De doppers zet men dan op tweerijige banen ter breedte van 50 c.m.; tusschen de banen houdt men een ruimte van 90 c.m. voor de spruitkoolplanten. Als deze omstreeks eind Juni, begin Juli tusschen de erwten worden uitgeplant, krijgen zy een afstand van 70 c.m. tusschen de rrjen. De spruit koolplanten zitten dan al weer vast tegen den tqd, dat de erwten het veld verlaten en hebben dan juist den afstand, dien zq hebben moeten. Is men er vroeg ge noeg bij, dan kan "de baan van 00 c.m. tusschen de erwten worden gebruikt voor raapstelen, spinazie of radijs. Men maakt een soortgelijke combinaye met tuinboo- nen. Die plant men op rijen van 75 c.m., om op de tus- schenruimte, zoodra de tijd gekomen is, een rij spruit- kool uit te zetten. We komen vrijwel tot gelijke resul taten als we de tuinboonen zetten op rijen met 45 c.m. tusschenruimte en tusschen de banen plaats vrq laten voor twee rijen spruitkool. Ook plant men wel drie rijen uien uit met 25 c.m. tusschenruimte en vervolgens een baan van 30 ft 35 c.m. voor de spruitkool, die dus komt te staan op af standen van telkens circa 80 c.m. Eerst als men het er over eens is in welk verband de spruitkool zal worden geteeld, kan men overgaan tot het volgende punt: het zaaien van deze koolsoort. Van half April tot de eerste helft van Mei zaait men de spruitkool op bedden uit. Men neemt den afstand nog al ruim, om geen spichtige planten te krijgen. Gelijk met de meeste kool gewassen, zoo is het ook met de spruitkool het gemakkelijkst om op rijen te zaaien; ze komt dan gemakkelijk op binnen een week staat ze er doorgaans uit! en is op rqen gezaaid, ook gemakkelijker schoon te houden. Op een bed van 2.5 vierkante meter heeft men onge veer tien gram zaad noodig. Daarmee kan men ongeveer 300 verkainte meter beplanten. Een snelgroeiende variëteit, zooals de Westlandsche, kan wat later worden gezaaid en komt dan op tijd gereed ,om .te worden uitgezet na vroege aardappelen of erwten. Al naar den tijd van zaaien kan men van eind Mei tot eind Juli planten. Bij het optrekken der jonge planten loopt men de zaaibedden langs en plukt er telkens het sterkste goed uit. Het kleinere plantgoed krqgt dan wat meer de ruimte en groeit nog wat uit. Enkele dagen .later krijgt dat een beurt. Bij planting in Juni heeft men weinig last van de koolvlieg. Deze maand verdient de voorkeur wat plan ting betreft. Juli wordt beslist minder gunstig, vooral als op deze maand een droge Augustus volgt. Dan blijft de spruitkoolplant terug in den groei en is er in het laatst van September nog niet aan toe om spruitjes te vormen. De plantafstand bedraagt 70 ft 80 c.m.; bij late plaatsing kan de afstand wat minder zijn. Ook in den tuinbouw verdient maïs een belangrijke plaats ier natuurlijk geen zaaimachine, gelqk voor den veebouw van korrelmaïs in de Landbouwrubriek wérd aanbevolen, maar een zeer eenvoudige methode van zaaien; Mén maakt met den hak een kuiltje, legt er enkele korrels in en schuift het kuiltje weer dicht met de teenen. Een diepte van 3 tot 6 cm is op be hoorlijk opdrachtige gronden voldoende. Men kan de kieming wat bespoedigen door de zaden 24 uur te laten weeken in een schaaltje met water op een zonnige plaats, liefst onder glas. Maar men mag er dan wel op letten, dat dergelijk voorgekiemd zaad niet in drogen grond belandt. Het moet gezaaid worden in vochtige aarde, liefst na èen regenbui. Men gebruikt de maïs wel eens als windvang voor stokboonen of pronkers. Daartoe zaait men dan in ryen met 70 cm afstand en 10 tot 20 cm op de rq. Ze hebben dan wat steun aan elkaar, de maïsplanten^ Een dubbele rij op een meter afstand van de boonen werkt als windkeering bqzonder goed. Opbrengst moet men dan echter niet te veel verwachten, vooral omdat het noodzdkelqk kan zijn, de planten op halve hoogte te koppen, ten einde aan de boonen niet te veel licht te ontrooven. Suikermaïs In den regel kweekt de tuinder slechts de suikermaïs. De korrelmaïs laat hij meest over aan den landbouwer. De zoete niet geheel gerijpte suikermaïs is echter een smakelijke groente, in het Zuiden zeer gewild en by ons sedert enkele jaren ook in trek, zoet als doppers en zeer voedzaam. De moeilijkheid bq de korrelmaïs is de rijpingstijd. Zooals in ons vorig nummer werd uiteengezet bestaat in den landbouw de mogelijkheid het halfrijpe gewas, indien volledige afrqping niet meer kan worden ver wacht, te gebruiken voor ensileering. Het levert dan een zeer waardevol veevoeder op.» Bij suikermaïs bestaat dat gevaar niet. Gelijk bekend wordt de kolf daarbij juist onrijp geoogst, hetgeen de oogst een anderhalve maand vervroegt. Drie maanden na zaaiing kunnen we de eerste kolven binnenhalen. -In den tuinbpuw hebben we het in onze hand om de planten nog weer enkele weken te vervroegen. We vangen daarmee twee vliegen in één klap: in de eerste plaats zijn we in staat aldus de gevaarlqke periode te bekorten en in de tweede plaats kunnen we aldus twee zaaisels^ op elkaar laten volgen om den oogst een wat ruimere spreiding te geven. Gevaar lijk is de periode van zaad tot stevige plant, omdat jn dien eersten ontwikkelingstqd de kraaien en duiven op de kiemende korrels azen; de vogels deinzen er niet voor terug planten ter grootte van een decimeter uit den grond te trekken om de zoete korrel weg te kunnen pikken. Dit vervroegen kan dan geschieden gelijk bq de boo nen. we zaaien in fcistjes onder glas en planten da jonge planten uit met behoud van de wortels. Be schadiging van het wortelstelsel beteekent aanstonds een vertraagden groei en dikwijls zelfs een volledige mislukking. Vandaar dat de laatste jaren veelal met kluit wordt uitgezet: De zaden worden in kleine potjes voorgekweekt, twee ft drie bijeen. Nog voor de potjes doorgeworteld zyn, is de tijd gekomen om de planten uit te zetten. Men neemt doorgaans een afstand van 60 tot 80 cm in het vierkant, èn dan telkens vier bijeen. Dit laatste schijnt gunstig in te werken op het tot stand komen van de kruisbestuiving. Men-zaait eind April en plant eerst een dag of lien later uit. De inspecteur van den tuinbouw maakt bekend, dat de koolvlieg is waargenomen. Bestrijding dient.nog deze week te geschie den. Bestrijdingsmiddelen zijnli ooikragen, vruchtboomcarbolineum en Forbiat.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8